Meertalig opgroeien gebeurt op allerlei verschillende manieren. Sommige kinderen komen pas vanaf de kinderopvang of in het onderwijs in aanraking met het Nederlands, terwijl andere kinderen al vanaf de geboorte een taalaanbod krijgen in zowel het Nederlands als een andere taal. Voor alle kinderen geldt dat een rijk taalaanbod in beide talen bevorderlijk is voor de taal- en leesontwikkeling.
Invloed van de taalomgeving
De sociaal-economische status en geletterdheid van ouders, en daarmee de mate waarin sprake is van een rijke taalomgeving thuis, hangt positief samen met de leesvaardigheid van meertalige leerlingen (Hoogeveen & Bonset, 2018; Van der Pluijm et al., 2021; Bruggink et al., 2022).
Ouders met een hoge sociaal-economische status (SES) beginnen vaker vroeg (voor de leeftijd van vier jaar) met voorlezen, het vertellen van verhalen en andere taalactiviteiten. Deze vroege aanpak laat een positieve samenhang zien met de leesvaardigheid van de kinderen op tienjarige leeftijd. Dit geldt zowel voor Nederlandstalige leerlingen als meertalige leerlingen. Meertalige leerlingen die vroeg zijn voorgelezen in de thuistaal scoren hoger op begrijpend lezen in het Nederlands dan Nederlandstalige leerlingen die soms, nooit of bijna nooit werden voorgelezen als kleuter (Hemmerechts et al., 2017). Hoewel mensen met een migratieachtergrond meer kans hebben om een lagere SES te hebben, laten bovenstaande onderzoeken zien dat een andere thuistaal dan het Nederlands niet de achterliggende oorzaak is van lagere leesprestaties (Agirdag, 2020).
Simultane of successieve meertaligheid
Een rijk aanbod in de thuistaal draagt dus bij positief bij aan de taal- en leesontwikkeling in de schooltaal. Er zijn verschillende manieren waarop een kind meertalig kan opgroeien. Hierbij geldt dat de hoeveelheid aanbod in de thuistaal leidend is voor de mate waarin kinderen meerdere talen goed leren beheersen.
Kinderen die thuis enkel de moedertaal aangeboden krijgen en op school het Nederlands zijn successief meertalig. Van hen wordt 96% volledig meertalig, d.w.z. dat ze beide talen beheersen als een moedertaal, laat Vlaams onderzoek zien (De Houwer, 2007). Voor ouders die alleen de moedertaal spreken, is opvoeding in deze taal het meest stimulerend voor de taalontwikkeling van hun kind.
Wanneer een van de ouders ook het Nederlands beheerst, kan één ouder alleen in de moedertaal spreken en de andere gezinsleden de moedertaal en het Nederlands mixen. Dit leidt bij 93% van de kinderen tot volledige meertaligheid. Omdat beide talen vanaf dezelfde leeftijd worden aangeboden, wordt hier gesproken van simultane meertaligheid. Wanneer er op school weinig aandacht is voor andere thuistalen dan het Nederlands, biedt deze keuze van taalaanbod meer kansen voor de taalontwikkeling in meerdere talen dan een eentalige opvoeding in een andere moedertaal.
Andere combinaties, zoals één ouder één taal (waarbij een ouder Nederlands spreekt en de talen niet gemixt worden) of een gemixt aanbod van Nederlands en de moedertaal door beide ouders, leiden tot respectievelijk 74% en 79% meertaligheid. Wanneer één ouder Nederlands spreekt en de andere gezinsleden het Nederlands mixen met de moedertaal, leidt dit bij 34% van de kinderen tot volledige meertaligheid (De Houwer, 2007; Agirdag, 2020).
Meertalige leerlingen die met hun moeder vooral de thuistaal spreken, of zowel de thuistaal als het Nederlands, scoren hoger op begrijpend lezen (in het Nederlands) dan meertalige leerlingen die thuis meestal Nederlands spreken. De leerlingen die thuis beide talen combineren, scoren het hoogst (Agirdag, 2020; OECD, 2019).