12 september 2024

Gevraagd naar wie de belangrijkste rol speelt in de leesopvoeding thuis, noemt 71% van de moeders zichzelf, tegenover 27% van de vaders. Moeders zijn dus nog altijd de belangrijkste leesopvoeders in het gezin, zo blijkt uit onderzoek van Stichting Marktonderzoek Boekenvak en GfK onder 1000 Nederlandse ouders. Zowel moeders als vaders lezen hun kinderen met name voor wanneer deze zelf nog niet kunnen lezen – in de levensfase van nul tot zes jaar.

Moeder leest voor aan twee kinderen op de bank.

Verschillen tussen moeders en vaders

Zowel moeders als vaders lezen hun kinderen regelmatig voor, al doen moeders dit wat vaker dan vaders. Van alle moeders met kinderen tussen de nul en twaalf jaar, leest 70% bijna elke dag voor. Onder vaders gaat het om 55%. Moeders besteden ten opzichte van vaders daarnaast ook meer tijd aan andere leesopvoedingsactiviteiten zoals praten over boeken of samen met hun kind naar de boekhandel of bibliotheek gaan. 

Deels zijn deze genderverschillen mogelijk te verklaren door verschillen in de eigen jeugd: vaders werden vroeger minder vaak voorgelezen dan moeders. Met de stelling ‘Ik ben zelf vroeger veel voorgelezen’ is 39% van de moeders het ‘helemaal eens’, versus 25% van de vaders. Vaders hebben daarnaast over het algemeen ook een wat minder positieve houding tegenover de leesopvoeding. Zij vinden het ten opzichte van moeders iets minder belangrijk dat hun kinderen worden voorgelezen (68% versus 79%) en ze beleven er ook minder plezier aan. 36% van de vaders is het ‘helemaal eens’ met de stelling ‘ik vind het zelf leuk om mijn kind voor te lezen’, tegenover 48% van de moeders. 

Door de bank genomen hechten zowel vaders en moeders veel belang aan de leesopvoeding: negen op de tien ouders vinden leesopvoeding belangrijk voor hun kind. Ook beschouwen beide ouders voorlezen en samenlezen als een van de belangrijkste ontwikkelingsactiviteiten voor hun kind – samen met buiten spelen/sporten. 

Leesopvoeding daalt met de leeftijd

Nederlandse ouders lezen hun kinderen met name voor in de eerste levensjaren. 59% van de Nederlandse ouders leest dagelijks voor uit een boek in de levensfase van nul tot zes. Wanneer kinderen zes of zeven zijn, leest nog maar 36% van de ouders dagelijks uit een boek voor. Bij kinderen tussen de acht en de twaalf is dit verder gedaald naar 13%. 

41% van alle ouders zou graag meer tijd besteden aan de leesopvoeding. Ouders ervaren echter verschillende drempels om tot leesopvoeding te komen, die met de jaren toenemen. Waar 54% van de ouders met kinderen tot zes jaar een of meer drempels voor de leesopvoeding ervaart, gaat het bij ouders met kinderen tussen de zes en de twaalf jaar om 70%.

De belangrijkste leesopvoedingsdrempels die ouders met kinderen tussen de zes en de twaalf jaar ervaren, zijn de grote aantrekkingskracht van schermen (38%), concurrentie van andere activiteiten (25%) en het gebrek aan leesinteresse bij hun kind (25%). Bij ouders met kinderen tussen de nul en zes jaar vormen schermmedia ook een belemmering (25%), evenals concurrerende activiteiten (15%) en een gebrek aan tijd (21%), maar komt een gebrek aan leesinteresse bij het kind (3%), nog bijna niet voor.

Meer lezen over dit onderzoek? Bekijk het volledige onderzoek op KvB Boekwerk.nl of de volgende pagina’s op Leesmonitor:

https://www.lezen.nl/onderzoek/leesopvoeding-ligt-hoofdzakelijk-bij-moeders/

https://www.lezen.nl/onderzoek/ouders-lezen-vooral-voor-als-kind-jong-is/

https://www.lezen.nl/onderzoek/ouders-vinden-lezen-leuker-dan-hun-kinderen/https://www.lezen.nl/onderzoek/leesopvoeding-neemt-af-met-de-leeftijd/