Verslag van het symposium Poëzie in de klas van 30 oktober 2018
Poëzie is overal, we worden er dagelijks mee omringd, en toch zijn leerlingen in de klas niet zo makkelijk voor poëzie te winnen. Hoe kunnen we daar een brug tussen slaan? Tijdens het symposium Poëzie in de klas – Als je goed om je heen kijkt verdiepten docenten, onderzoekers en poëzie-educatieprofessionals zich in die vraag en wisselden zij dichtregels, filmpjes, onderzoeksresultaten, inspirerende ervaringen en lesideeën uit.
Het symposium Poëzie in de klas vindt plaats op 30 oktober 2018 op een bijzondere plek: op het terrein van de voormalige Kromhoutkazerne, die in gebruik is als International Campus van de Universiteit Utrecht. De belangstelling voor de bijeenkomst was groot, vertelt Daan Beeke van Stichting Lezen in zijn welkomstwoord. Binnen drie weken nadat het symposium werd aangekondigd, waren alle kaartjes uitverkocht. Samen met Kila van der Starre, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, en Suzanne Meeuwissen van het Nederlands Letterenfonds, nam hij het initiatief tot deze bijeenkomst. De ambitie: een impuls geven aan het poëzie-onderwijs en elkaar inspireren hoe het anders kan.
Bloemlezing op straat
Voor poëzie hoef je niet ver van huis te gaan, of in een diep verleden te graven. Poëzie is overal, stelt Kila van der Starre in haar openingslezing. ‘De openbare ruimte is een gratis bloemlezing van poëzie.’ Voor haar proefschrift deed zij onderzoek naar onder meer straatgedichten. ‘Tijdens mijn doctoraal ontdekte ik hoe ongelofelijk veel poëzie er te lezen is in de openbare ruimte. En ik ontdekte ook: Iedereen kent wel een stadsdichter, iedereen kent wel een straatgedicht, maar niemand kent ze allemaal.’ Zo kwam ze op het idee van een crowdsourcing project: de website straatpoezie.nl, waarop mensen gedichten in hun omgeving kunnen aanmelden. Het initiatief trok veel publiciteit en werd een succes. ‘We gaan richting de tweeduizend gedichten, dus dat wordt een feestje,’ zegt van der Starre.
Songtekst of Instagram
De straatgedichten zijn maar één voorbeeld. Ook op andere plekken duikt poëzie regelmatig op. Uit Van der Starres eigen onderzoek blijkt dat 97% van de volwassenen in het dagelijks leven met poëzie in aanraking komt. Op straat, op televisie, via YouTube of andere sociale media, maar ook op bruiloften, partijen en begrafenissen. Veel poëzie wordt mondeling overgebracht en collectief beleefd. Dat biedt kansen voor de les Nederlands. ‘Begin met het leggen van verbanden met poëzie die leerlingen in ‘‘het wild’’ hebben ervaren,’ adviseert Van der Starre. ‘Het uitgangspunt kan bijvoorbeeld een songtekst zijn of een gedicht op Instagram. Koppel daar stapsgewijs andere gedichten aan en ga dan eventueel in op vorm, op inhoud, of op metaforiek.’ Voor een levendige poëzieles heb je niet eens veel voorbereidingstijd nodig: ‘Maak gebruik van wat er is. Er zijn heel veel multimediale poëzieopdrachten die gratis online verkrijgbaar zijn.’
Poëziecarrousel
Hoe creatief je kunt zijn met poëzie in de klas, laten zes docenten Nederlands zien tijdens de poëziecarrousel. Zij krijgen elk vijf minuten om te vertellen over succesvolle ervaringen uit hun eigen lespraktijk. Twee voorbeelden: Marian Offenberger organiseerde op het Trinitas Gymnasium in Almere een project creatief schrijven, met als resultaat een door leerlingen geschreven en geïllustreerde dichtbundel, die werd gedrukt en feestelijk gepresenteerd. En Miriam Piters vertelt over ‘Deurdicht’ op het Montessori Lyceum in Rotterdam: elke week hangt zij een nieuw gedicht op de deur van een van de klaslokalen Nederlands en smokkelt zo haast ongemerkt het genre de school binnen. ‘Poëzie is de ingang bij uitstek voor persoonsvorming,’ weet Piters. ‘Leerlingen leren reflecteren over zichzelf, de ander, over taal, over literatuur, over alles wat dankzij gedichten in trilling wordt gebracht.’
De impact van spoken word
Tijdens de daaropvolgende workshops komen verschillende aspecten van poëzie-onderwijs aan bod. Lucas Hirsch presenteert samen met Ted van Lieshout de door Studio Louter gerealiseerde app Puzzling Poetry Schatkist, waarin je spelenderwijs kunt ontdekken hoe poëzie in elkaar steekt. De deelnemers installeren de app op hun telefoon en reconstrueren gedichten van Remco Campert, Lucas Hirsch, Ruth Lasters en Miriam Van hee – en dat blijkt best ingewikkeld. Babs Gons maakt in haar workshop deelnemers enthousiast voor spoken word, een literatuurvorm die ze uitermate geschikt noemt voor scholieren. ‘Leerlingen leren zichzelf uit te drukken uit te spreken en putten daarbij uit verschillende ervaringen in de taal van hun eigen belevingswereld,’ zegt Gons. Tijdens de workshop wordt druk geëxperimenteerd met oefeningen die je in de klas kunt uitvoeren – zelfs in een kort moment tussendoor. Dat is niet alleen leuk om te doen en waardevol voor de ontwikkeling van taalvaardigheid, maar heeft ook impact op het sociaal-emotionele vlak. ‘Onderschat nooit wat er kan gebeuren als jonge mensen iets over zichzelf mogen vertellen,’ waarschuwt Gons. ‘Kinderen groeien als ze gehoord worden!’
Niet alleen luisteren, ook voelen
Dichter Maarten van der Graaff houdt in zijn sessie een pleidooi voor close listening. Je kunt poëzie op zoveel meer manieren beleven dan alleen met hoofd en hersens, betoogt hij. Je kunt ook luisteren, voelen, of het gedicht ervaren met anderen. ‘Deze dimensies van poëzie worden lang niet altijd erkend en serieus genomen in de literaire kritiek of in het onderwijs,’ vindt De Graaff. Dat is jammer, want poëzie verdient meer dan ‘de blik van een automonteur.’ Hij laat de groep het gedicht Ode aan de betekenis van H.H. ter Balkt hardop voorlezen, met de hele groep tegelijk. Het klaslokaal gonst. Deelnemers ervaren het gemeenschappelijk reciteren verschillend. ‘Eerst word je overspoeld door wat je hoort, daarna word je je bewust van je eigen stem en verdwijnt de rest naar de achtergrond,’ zegt een van de deelnemers na afloop. ‘Een litanie,’ zo omschrijft een ander het. ‘Alsof je in de kerk bent. Je gaat mee in de stroom en op een gegeven moment dooft de tekst uit.’
Zicht op poëzieleesbegrip in het vo
Hans Das, promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen, belicht in zijn workshop zijn onderzoek naar de vakdidactiek van het poëzie-onderwijs. Hij ontdekte een vreemde discrepantie. Bijna alle docenten Nederlands vinden poëzie belangrijk, maar de meeste docenten besteden er (te) weinig aandacht aan en weten zich geen raad met niveauverschillen tussen leerlingen, zo bleek ook uit een enquête. Niet vreemd, want naar de receptie van poëzie bij scholieren is nauwelijks onderzoek gedaan. Das onderzocht bij een groep havo- en vwo-leerlingen hoe zij binnen de context van het onderwijs poëzie lezen, begrijpen en waarderen. Met behulp van de resultaten stelde hij een model op met vier verschillende leesniveaus, voor zowel de onderbouw als de bovenbouw, naar analogie van Lezen voor de lijst. Dit model pleit voor poëzie-onderwijs op maat, bijvoorbeeld door te werken met verschillende leerlingprofielen.
Ook Corina Breukink, vakdidacticus Nederlands aan de Hogeschool Utrecht, vertelt over een eerste vergelijkend leesonderzoek, waarin tekstbegrip en -waardering voor poëzie en proza onder havo- en vwo-leerlingen worden onderzocht. Daarna leest men een zeer kort verhaal (zkv) en leest en bespreekt men een gedicht aan de hand van door de deelnemers bedachte hamvragen. Juist bij het gedicht ontstaan interpretaties die haaks op elkaar staan, wat te verwachten was en wat natuurlijk ook mag, aldus Breukink. Na een mini-introductie over oogbewegingsonderzoek in relatie tot lezen, worden twee oogbewegingsfilmpjes bekeken van een havo 2-leerling, die hetzelfde zkv en gedicht las, zonder leestaak. Wat de toehoorders opvalt, is dat deze lezer het gedicht anders las dan het zkv: hij herlas het gedicht, fixeerde vaker en langer op bepaalde woorden of zinsdelen. Wat ook opvalt, is dat hij in het gedicht niet kijkt naar een betekenisvol enjambement. Het bevragen van dergelijk kijkgedrag kan inzicht geven in belemmeringen die scholieren ervaren tijdens het lezen van poëzie en proza en de effecten ervan voor tekstbegrip.
Kraak de code
Weer terug in de grote zaal, sluit Jeroen Dera, neerlandicus aan de Radboud Universiteit Nijmegen, de dag af met zijn keynote over de inzet van poëzie in andere domeinen van het schoolvak Nederlands. Waarom is het poëzie-onderwijs toch zo problematisch, vraagt hij zich af. Er blijken knelpunten te zitten bij zowel de leerling, de leraar en de didactiek. Het gros van de leerlingen is niet gewend aan de weerbarstigheid van het genre en de specifieke leeshouding die het vraagt en is daarom niet zo makkelijk voor poëzie te winnen. De leraar is meestal ook geen grootgebruiker van poëzie en valt daardoor snel terug op fantasieloze lessen over bekende canonieke gedichten. De lesmethode ten slotte, stelt veelal vormkenmerken centraal en vraagt in werkboeken naar uitleg en oplossingen. ‘Zo wordt er een suggestie gewekt dat er een juiste interpretatie bestaat,’ betreurt Dera. ‘Kraak de code! En dat terwijl poëzie zich juist zo goed leent voor eigen interpretatie en creatieve toepassingen.’
Naar een andere didactiek
Hoe kun je betekenisvol poëzie-onderwijs geven zonder van poëzie een puzzel te maken met een oplossing die maar voor een selecte groep toegankelijk is, is zijn volgende vraag. Het antwoord ligt volgens Dera in een andere didactiek die de klemtoon legt op ervaring en individuele interpretatie, meer dan op een zoektocht naar ‘de’ betekenis. De confrontatie tussen leeservaring en gedicht moet centraal staan. Dera noemt voorbeelden van good practice. Je kunt leerlingen bijvoorbeeld met elkaar laten kennismaken aan de hand van gedichten. Of je kunt in de klas een gesprek aangaan over maatschappelijke thema’s, bijvoorbeeld met het gedicht Kippen van Eva Gerlach als aanleiding voor een gesprek over vleesconsumptie. Een derde mogelijkheid is om poëzie in te zetten voor een gesprek over persoonlijke thema’s die spelen, zoals groepsdruk of aanranding. ‘Dat vraagt om moed en pedagogische expertise, maar het kan veel losmaken bij een klas.’
Reacties van deelnemers
Zo zijn er verschillende manieren om poëzie breder in te zetten in de les, door het te gebruiken in plaats van te analyseren en het zo te cultiveren als gebruiksobject. ‘Laten we streven naar een totale ervaring van poëzie, van lezen, schrijven én vieren – over de domeingrenzen heen,’ besluit Dera. Arja de Vries, docent Nederlands op een mbo in Apeldoorn, voelt zich aangesproken. ‘Dat is het mooie van poëzie: je kunt het ervaren, voelen, en je mening erover geven zonder dat je precies alle woorden kent. Dat doe je door taal te ervaren. Voor mijn studenten werkt dat. Het helpt ze om niet bang te zijn voor taal. Maar lang niet iedereen binnen het vak Nederlands denkt daar zo over, helaas. Ik voel me soms een roepende in de woestijn.’ Marian Kleverkamp, docent Nederlands in Bilthoven, is heel enthousiast over alles wat ze vandaag heeft gehoord en heeft zin om de opgedane ideeën in praktijk te brengen. ‘Ik heb besloten dat ik af moet van het idee dat ik daar geen tijd voor heb. Voor je het weet ben je alleen maar een robot die lesgeeft in hoe je een examen kunt halen.’ Het liefst was ze gelijk aan de slag gegaan met de oefeningen spoken word, morgen al. ‘Wat jammer nu dat ik morgen geen klas heb!’
Verslag en foto door Annemarie Terhell