De Scriptieprijs Leesbevordering 2018-2020 gaat naar de Nederlandse Marlon Schotel, die de masteropleiding Jeugdliteratuur volgde aan Tilburg University.
Haar scriptie vergeleek de leeservaring van twaalfjarigen bij het boek Wonder (R.J. Palacio, 2014) met hun kijkervaring bij de gelijknamige filmadaptatie (Stephen Chbosky, 2017). De lezers bleken een voetje voor te hebben op de filmkijkers. In welk opzicht? Daarover ging Stichting Lezen met haar in gesprek.
De 24-jarige Marlon Schotel schoolt zich momenteel verder bij tot leraar Engels. Met haar diploma wil ze volgend jaar het liefst in een internationale school aan de slag: ‘Ik zou graag werken op een school met veel ruimte en aandacht voor literatuur, bijvoorbeeld op een internationale school, omdat ik nu de IB-opleiding doe.’ (IB staat voor International Baccalaureate, nvdr). In 2019 haalde ze al haar master Jeugdliteratuur aan Tilburg University waarvoor ze de scriptie “Ordinary” from an out-group’s perspective: Comparing non-affected teenagers’ attitudes towards (cranio)facial anomalies after book reading versus film watching schreef.
Daarin toonde ze aan dat de boeklezers zich breder én diepgaander identificeerden met het hoofdpersonage van Wonder (R. J. Palacio, 2014) dan de filmkijkers. Bijzonder aan dat ‘buitengewone’ personage is dat hij een craniofaciale aandoening heeft, een complexe en zeldzame schedel- en gezichtsafwijking. Schotels zorgvuldig beargumenteerde bevindingen worden nu bekroond met de Scriptieprijs Leesbevordering 2018-2020. De jury looft de manier waarop Schotels onderzoek de diepe cognitieve complexiteit van het lezen van een boek zorgvuldig toelicht en een impact heeft gehad op de jongeren die eraan deelnamen.
Verlaat pleidooi voor lezen
‘Toen ik in het laatste jaar van de middelbare school zat, verzuchtte een vriendin dat ze lezen nutteloos vond. Waarom moest ze die leeslijst doorworstelen? Als bevlogen lezer wilde ik haar van antwoord dienen. Toch hield ik uiteindelijk mijn mond: in gedachten kwam ik niet verder dan de intuïtie dat lezen ‘iets’ leert over het leven. Dat zou haar niet overtuigen. Met mijn scriptie wilde ik, vijf jaar later, dat vage aanvoelen verder onderzoeken en haarfijn onder woorden brengen. Nee, ze heeft de scriptie nog niet gelezen, maar ik heb er wel vaak met haar over gepraat.’ (lacht)
Harry Potter als voorbeeld
‘Een oogopener voor mij was een artikel van Loris Vezzali, een professor in de sociale psychologie die zich onder meer toespitst op vooroordelen. Hij toonde aan dat kinderen die de Harry Potter-boeken gelezen hadden, een meer open houding hadden ten opzichte van minderheidsgroepen – mensen met een migratieachtergrond bijvoorbeeld. In de Harry Potter-boeken zijn die onder andere vertegenwoordigd door de ‘modderbloedjes’. Dat intrigeerde me. Omdat ik van lezen hou, ja. Maar ook omdat ik als toekomstig leraar eenzelfde open houding tegenover diversiteit, in de breedste zin van het woord, wil stimuleren bij mijn leerlingen.’
‘Nu onderzocht Vezzali alleen de leeservaring van kinderen; hun ervaringen met de Harry Potter-films bleven onbelicht. In mijn onderzoek wilde ik niet alleen de leeservaring, maar ook de filmervaring meenemen. Waarom? Wel, het viel me op dat veel mensen, ook ik trouwens, zich zelden schuldig voelen als ze een hele avond hebben doorgelezen. Bij een avondje Netflixen ligt dat anders: daar verontschuldig je je vaak voor. Een book challenge aannemen klinkt goed; 32 series kijken op je bucketlist, dat lijkt een guilty pleasure. Zou dat een reden hebben, vroeg ik me af. Zou een boek lezen je meer brengen dan de verfilming zien? Toegepast op mijn onderzoek: zou de film kijken eenzelfde effect hebben als het boek lezen op de houding van kinderen tegenover minderheidsgroepen? Of zouden boeken méér effect hebben? En in welk opzicht dan? Daar wilde ik achterkomen in mijn onderzoek.’
‘Ik wilde alsnog mijn vermoeden onderbouwen: dat het boek lezen wel degelijk nut heeft, meer zelfs dan de film kijken!’
Wonder, het ideale boek en dito verfilming
‘Ik wilde dus het onderzoek van Vezzali toepassen op een ander boek. Een eerste voorwaarde voor dat boek was dat het verfilmd moest zijn. Verder moest het hoofdpersonage deel uitmaken van een zogenaamde outgroup, een groep die sociaal gestigmatiseerd wordt en waarmee mijn testpubliek – elf twaalfjarigen uit de brugklas – zich doorgaans niet mee vereenzelvigt. Tegelijkertijd moest het boek ook nevenpersonages uit de ingroup bevatten: personages die wél tot de sociale groep behoorden waarmee mijn testpubliek zich normaal identificeert.’
‘Algauw kwam Wonder van R.J. Palacio bovendrijven dat in 2017 verfilmd werd door Steven Chbosky. Het idee voor dat boek is gebaseerd op een echte ervaring van de auteur, tijdens een reisje buiten New York met haar kinderen in 2007. Ze ontmoetten er een meisje met een gezichts- en schedelafwijking en voelden zich hulpeloos: hoe konden ze gepast reageren en hun ongemak een plaats geven? Wonder was het resultaat van die ongemakkelijke ontmoeting. In die jeugdroman volg je Auggie, een Amerikaanse brugklasser, die altijd thuisonderwijs kreeg, maar nu voor het eerst naar een ‘normale’ school gaat en daar vrienden moet zien te maken. Evident is dat niet met zijn craniofaciale aandoening …’
‘Auggie, de outgroup’er zeg maar, gaat de confrontatie aan met pestkop Julian, een ingroup-personage dat negatief staat tegenover hem, maar krijgt ook de steun van onder meer Summer en Jack, ingroup-personages die positief staan tegenover Auggie. Ik vroeg me af met wie ‘mijn’ brugklassers zich het best zouden kunnen identificeren: de sociaal gestigmatiseerde outgroup’er, de pestende dan wel de ondersteunende ingroup’ers of een combinatie daarvan. Verder wilde ik nagaan of er een verschil zou bestaan in identificatie tussen de boekgroep en de filmgroep. Tot slot wilde ik weten in welke mate de boekgroep en de filmgroep zich konden verplaatsen in de gedachten en gevoelens van outgroup’er Auggie.’
Boek versus film
‘Om dat uit te zoeken liet ik elf brugklassers zonder afwijking vooraf een vragenlijst invullen die peilde naar hun houding tegenover leeftijdsgenoten mét een gezichts- en schedelafwijking. Niemand van hen leek bij voorbaat negatief te staan tegenover een dergelijke outgroup’er. Toch moest ik die antwoorden genuanceerd benaderen omdat ze sociaal wenselijk en in die zin onbetrouwbaar waren. Onderzoek van Ornella Masnari uit 2013 heeft aangetoond dat kinderen met een craniofaciale aandoening wel degelijk sociaal gestigmatiseerd worden. Het zou dus wel degelijk nuttig zijn om te onderzoeken of die vermoedelijk verzwegen negatieve houding beïnvloed zou worden door het lezen of kijken van Wonder.’
‘Vervolgens selecteerde ik boekfragmenten en hun filmische tegenhanger waarvan ik op basis van een analyse het meeste potentieel cognitief effect vermoedde. Aan vijf brugklassers las ik de boekfragmenten voor, aan de overige zes brugklassers liet ik de filmfragmenten zien. Daar hield ik vervolgens boekpraatjes en filmpraatjes over met de leerlingen, gebaseerd op de Leespraat¬-methode van Aiden Chambers. Daarin was zowel plaats voor hun spontane uitspraken over het boek of de film, als voor gerichte vragen. Die gingen na met wie de participanten zich identificeerden en op welke manier, en hoe makkelijk of moeilijk ze zich konden verplaatsen in de gevoelens en gedachten van Auggie. Later liet ik hen gelijkaardige vragen schriftelijk én anoniem beantwoorden. Zo kon ik sociaal wenselijke antwoorden bij het mondeling luik van het onderzoek opvangen.’
‘Op het eerste gezicht leek het boek dezelfde effecten te hebben als de film wat de houding tegenover het sociaal gestigmatiseerde personage betreft: zowel de boekgroep als de filmgroep stonden negatief tegenover pestkop Julian, een ingroup-personage, en positief tegenover zowel de ondersteunende ingroup-personages als tegenover Auggie, de outgroup’er. Toen ik de opnames van de boekgesprekken en filmpraatjes herbekeek en de anonieme vragenlijsten opnieuw zorgvuldig doornam, ontdekte ik toch belangrijke nuances. Zo identificeerde de filmgroep zich vaker met de ingroup-personages die het voor Auggie opnamen dan met Auggie, de outgroup’er zelf. Dat gold niet voor de boekgroep die zich dermate met Auggie identificeerde, dat ze hem vaker als een ingroup’er, ‘een van hen’, benaderden.’
‘Ik verklaar me nader. De filmgroep kon zich net als de boekgroep verplaatsen in de gedachten en gevoelens van Auggie, maar focuste daarbij meer op zijn anders-zijn. Zo gaf de filmgroep aan dat ze voor een klasgenootje als Auggie zouden opkomen, omdat hij hun medelijden opwekt: ze beschouwen hem als een slachtoffer dat zij moeten redden. Eigenlijk sluit hun houding daarmee aan bij die van Auggies zus. Als ik zo normaal zou zijn als zij beweert, zo redeneert Auggie, zou ze nooit de behoefte voelen om zo hard voor mij op te komen.’
‘Deelnemers die voorgelezen werden, voelden een persoonlijker en complexere connectie met Auggie. Zij konden zich best voorstellen vrienden met een klasgenootje als Auggie te worden, als hij of zij aardig blijkt te zijn. Lees: voor Auggie of een ander denkbeeldig klasgenootje met een craniofaciale afwijking, gelden dezelfde voorwaarden als voor andere potentiële vrienden. Ze moeten fijne personen zijn, of ze nu een afwijking hebben of niet. Medelijden vormt niet de basis van de vriendschap. Ze beschouwen Auggie eigenlijk als een ingroup’er: een jongen die net als zijzelf is. Daardoor vergelijken ze het uiterlijke obstakel van Auggie ook met persoonlijke obstakels die ze zelf moeten overwinnen. Eén meisje met een hoofddoek kon zich voorstellen hoe vervelend het was voor Auggie dat mensen hem aanstaarden: dat gestaar ervaarde ze zelf namelijk ook.’
‘Hoe ik dat verklaar? Het boek heeft meer cognitief effect, omdat het brein er haast letterlijk persoonlijker bij betrokken wordt. Het brein moet zelf ‘aan de slag’ met de tekst, bijvoorbeeld door zich zelf een voorstelling te maken van wat wordt beschreven. Bij de film wordt die voorstelling voor jou gemaakt. Een sterk voorbeeld daarvan vind ik de uitspraak aan het begin van het boek: “’Ik heet August, en ik ga niet beschrijven hoe ik eruitzie. Wat je ook denkt, ik weet bijna zeker dat het erger is.” De boekgroep krijgt een negentigtal pagina’s de tijd om Auggie te leren kennen, om hem zich visueel voor te stellen en een band met hem op te bouwen. Pas als je een eind gevorderd bent in het boek krijg je een precieze beschrijving van de aandoening. De filmgroep heeft daar veel korter de tijd voor. Na drie minuten kan de film er niet langer omheen om Auggies gezicht te tonen.’
Ontmoeting met R.J. Palacio
‘Een paar weken nadat ik mijn scriptie had ingediend, kwam R.J. Palacio, de auteur van Wonder, haar nieuwe boek White Bird voorstellen in de Amsterdamse Waterstones. Ik stond helemaal achteraan in de rij bij de signeersessie, met haar boek natuurlijk, maar ook met een exemplaar van mijn scriptie. En ik heb best wel even met haar gepraat. Het was de omgekeerde wereld: ze vond het helemaal geweldig dat een buitenlandse student de moeite had genomen om haar boek te bestuderen. Ze vroeg om een handtekening en wilde met me op de foto. Heel absurd was dat. Overigens vond ze het net als ik wel lastig dat de acteur die Auggie vertolkt in de film een jongen was die geen cranio-faciale afwijking had, maar een masker kreeg waarmee de gezichtsafwijking geënsceneerd werd. In dat opzicht is het boek authentieker.’
Socialiserende boekgesprekken
‘Waaraan ik de 1000 euro wil besteden die ik won met de Scriptieprijs Leesbevordering? Die vraag overvalt me een beetje, ik ging er niet vanuit dat ik zou winnen! Ik zou er graag een schoolproject mee opstarten waarin de aandacht volop gaat naar de socialiserende functie van boeken. Al te vaak gaat de aandacht in het leesonderwijs naar de technische kant van lezen of naar de cultuurkennis die je met boeken kan overbrengen. Maar mijn scriptie toonde aan hoe een boek als Wonder leerlingen op een veilige manier laat stilstaan bij de effecten van sociaal stigmatiserend gedrag en hoe het hun eigen houding ten opzichte van minderheidsgroepen gunstig kan beïnvloeden. Ik zou het fijn vinden om op een structurele manier boekgesprekken te organiseren met jonge mensen. Vooral over boeken die identificatiekansen bieden met personages die tot een sociale groep behoren waarmee je jezelf in eerste instantie niet vereenzelvigt. In dat verband vind ik bijvoorbeeld Dagboek van een halve indiaan (Sherman Alexie, 2008) een absolute aanrader. Dat vertelt het semi-autobiografische verhaal van een veertienjarige inheemse Amerikaan die op een uitsluitend witte school terechtkomt. Je ziet het: ik heb boeken genoeg om mijn passie voor literatuur en onderwijs, en mijn sociale geëngageerdheid samen te brengen.’
Bekijk het interview waarin Marlon haar onderzoek toelicht:
De Scriptieprijs Leesbevordering is een tweejaarlijks initiatief van Stichting Lezen (Nederland) en Iedereen Leest (Vlaanderen). Marlon Schotel uit Nederland won deze editie: de jury meent ‘dat het onderzoek een duidelijke impact had op de betrokken jongeren, en dat de bevindingen interessante argumenten opleveren in een debat dat vaak opduikt bij docenten en leerlingen’. De jury gaf verder nog twee scripties een eervolle vermelding: aan de Vlaamse Hanna Van Wambeke en aan de Nederlandse Sharité Severina.