Activiteiten leesbevordering
Basisscholen ruimen steeds meer lestijd in voor activiteiten die in het teken staan van leesmotivatie. Alle docenten laten hun leerlingen één of meer keren per week stillezen (Inspectie van het Onderwijs, 2022). Het aantal leerlingen dat (bijna) dagelijks ‘vrij leest’ uit een boek of ander leesmateriaal naar keuze is sinds 2001 flink gegroeid, van 55% naar 81% in 2021. Dit aantal ligt hoger dan in andere westerse landen (Expertisecentrum Nederlands, 2023). Basisscholieren doen dit vrij lezen gemiddeld ongeveer anderhalf uur per week, oftewel ruim een kwartier per dag. Dit is het geval in de groepen 4 tot en met 8 (Monitor de Bibliotheek op school, 2013).
Vrijwel alle docenten besteden aandacht aan voorlezen in de klas (Inspectie van het Onderwijs, 2022). Zij zijn dit op dagelijkse basis iets minder vaak gaan doen. In 2016 las 55% van de docenten dagelijks hardop voor aan de groep, tegen 65% in 2011. 44% liet leerlingen in 2016 dagelijks hardop voorlezen, tegen 60% in 2011 (Expertisecentrum Nederlands, 2017). Voorlezen gebeurt vooral in de onderbouw. Tot en met groep 3 maken vrijwel alle leerkrachten er een paar keer per week tijd voor vrij. In groep 7 en 8 is dit nog de helft (Monitor de Bibliotheek op school, 2013).
Het aantal leerkrachten dat aandacht schenkt aan andere leesbevorderende activiteiten is kleiner. 63% van de docenten organiseert weleens een boekintroductie, 21% praat individueel met leerlingen over boeken en 40% in groepsverband, 65% vraagt leerlingen om zelf een verhaal of gedicht te schrijven, 36% organiseert creatieve activiteiten rondom een boek, en 29% zet verhalende boeken in bij de zaakvakken (DUO Onderwijsonderzoek, 2019). Toetsen en opdrachten bij boeken raken minder in zwang. 39% van de docenten geeft leerlingen de opdracht om een boekverslag te schrijven (dit was 55% in 2014 en 62% in 2005). Hiernaast laat 71% van de docenten leerlingen boekbesprekingen houden (dit was 66% in 2014 en 84% in 2005) (Inspectie van het Onderwijs, 2022; Cito, 2014).
Vrijwel alle leerkrachten overleggen regelmatig met hun team en/of directie over leesbevordering (Monitor de Bibliotheek op school, 2013). Bovendien nemen vrijwel alle leerkrachten met hun leerlingen een of meerdere keren per jaar deel aan een campagne (DUO Onderwijsonderzoek, 2019). Zo doen negen op de tien leerkrachten mee aan activiteiten in het kader van de Kinderboekenweek en laat twee derde hun leerlingen deelnemen aan activiteiten in het kader van (regionale) voorleeswedstrijden (Inspectie van het Onderwijs, 2022). Dit laatste percentage is gegroeid ten opzichte van 2014, toen het ging om 39% (Cito, 2014).
Een meerderheid van de docenten combineert het begrijpend lezen in de dagelijkse onderwijspraktijk met andere vakken. 66% doet dit regelmatig tot altijd met wereldoriëntatie en 34% met wetenschap en techniek. Ongeveer drie op de tien docenten biedt bovendien onderwijs in begrijpend lezen aan rondom een bepaald thema (Inspectie van het Onderwijs, 2022).
Leesgedrag docenten
Twee derde van de leerkrachten geeft aan weleens kinderboeken te lezen in de vrije tijd (DUO Onderwijsonderzoek, 2019). Dit is minder dan de drie kwart tien jaar geleden (La Roi, 2010). Vier op de tien leerkrachten lezen ten minste wekelijks een kinderboek in de vrije tijd. Van een lijst met twintig recente kinderboeken (voor ofwel de onderbouw ofwel de bovenbouw) geeft twee derde van de docenten aan geen enkele titel te hebben gelezen (DUO Onderwijsonderzoek, 2019).
Leerkrachten lezen vaker dan de gemiddelde Nederlander. 72% van de leerkrachten geeft aan wekelijks een boek te lezen of luisteren in de vrije tijd, terwijl dit voor de bevolking als geheel 48% is (KvB Boekwerk & GfK, 2021, meting 58).