In 1955-‘56 schreven tijdsbestedingsonderzoekers dat ‘het lezen een eigenschap van de jeugd zelve is.’ Jongeren trokken toentertijd beduidend meer tijd uit voor boeken dan ouderen (Knulst & Kraaykamp, 1996). Vandaag de dag zal men een dergelijke conclusie niet snel meer trekken. Kinderen, jongeren en jongvolwassenen lezen van alle generaties het minst. Ten minste, als de definitie beperkt blijft tot het lezen van boeken, kranten en tijdschriften. Het beeld verandert als het blikveld zich verruimt naar alle talige en geletterde activiteiten in het digitale domein.
Er wordt namelijk heel wat gelezen én geschreven op het beeldscherm. Naast de 28 minuten per dag die Nederlanders uittrekken voor boeken, kranten en tijdschriften op papier, staan 14 minuten per dag voor het lezen van deze tekstsoorten op digitale dragers, alsmede tekstberichten op websites en in apps (‘online informeren’) (Schaper, Wennekers & De Haan, 2019; Waterloo, Wennekers & Wiegman, 2019).
Vervolgens komen daar allerhande activiteiten bij die gerelateerd zijn aan het lezen en schrijven. Nederlanders besteden gemiddeld 1 uur en 4 minuten per dag aan digitaal communiceren en 17 minuten per dag aan ‘internet overig’. Het gaat bij deze categorieën om sms’en, chatten en (whats)appen (17 minuten per dag), e-mailen (12 minuten per dag) en sociale media gebruiken (22 minuten per dag) (Schaper, Wennekers & De Haan, 2019; Waterloo, Wennekers & Wiegman, 2019). Dit maakt ongeveer 2 uur per dag aan talige en geletterde activiteiten in totaal – goed voor 14 uur per week. Vanuit dit perspectief bekeken lezen we tegenwoordig dus niet minder, maar met name anders.