Lezen in de vrije tijd hangt samen met sociaal begrip en empathie. Dit blijkt uit een meta-analyse van dertig studies. Mensen die veel lezen, zijn beter in staat om de emoties van andere mensen te herkennen. Tevens zijn zij empathischer: ze kunnen zich meer inleven in andere mensen. Dit verband geldt voornamelijk wanneer mensen veel fictie of verhalen lezen. Het lezen van non-fictie houdt minder sterk verband met inzicht en inleving in anderen (Mumper & Gerrig, 2016).
Binnen fictie zijn het met name romantiek en spanning die samenhangen met de vaardigheid om zich in anderen te verplaatsen (Fong, Mullin, & Mar, 2013). Daarnaast houdt het lezen van literaire fictie sterker verband met het inlevingsvermogen dan populaire fictie (Lenhart et al., 2023, De Mulder et al., 2017; Kidd & Castano, 2017).
Het verband tussen het lezen van fictie en sociaal begrip ontstaat op jonge leeftijd. Kinderen tussen de 4 en 6 jaar van wie de ouders veel prentenboeken kennen (en die dus waarschijnlijk regelmatig voorlezen), hebben een beter ontwikkelde ‘Theory of Mind’ (Mar, Tackett, & Moore, 2010). Theory of Mind is de vaardigheid om onderscheid te maken tussen de gedachten en gevoelens van het zelf en van een ander mens. Deze vaardigheid wordt beschouwd als voorwaarde om empathisch te kunnen zijn. Het aanleren van Theory of Mind is onderdeel van de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Er bestaat tevens bewijs dat voorlezen de potentie heeft om de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren.
Fictie lezen en empathie: een oorzakelijk verband?
Wetenschappers vragen zich af wat oorzaak is en wat gevolg. Zorgt het lezen, met name van fictie, voor meer inzicht en inleving in andere mensen? Of lezen mensen die van zichzelf sociaal begripvoller en empathischer zijn vaker en met meer plezier fictie? Deze vraag is beantwoord met experimenteel onderzoek en longitudinaal onderzoek.
Een recente meta-analyse op basis van data uit veertien experimenten laat zien dat het lezen van fictie een klein, significant (‘betekenisvol’) effect heeft op de sociale cognitie (Hedges’ g=.15-.16). Voor het lezen van non-fictie geldt dit niet (Dodell-Feder & Tamir, 2018).
Het lezen van fictie zorgt dus voor meer inlevingsvermogen, in ieder geval direct na het lezen. Het effect houdt blijkens longitudinaal onderzoek voor literaire fictie ook op lange termijn aan. Kinderen die op 10-, 12- en 13-jarige leeftijd literaire fictie lezen, vertonen meer sociaal gedrag. Dit is niet het geval bij leeftijdgenoten die populaire fictie, comic books of non-fictie lezen (Lenhart et al., 2023).
Transportatie en literaire kwaliteit versterken effect
Verhalen lijken met name het inlevingsvermogen te vergroten als mensen tijdens het lezen emotioneel getransporteerd raken. Zo leidt het lezen van fictie blijkens twee experimentele studies tot empathie, maar alleen als lezers worden opgezogen in het verhaal (Bal & Veltkamp, 2013; Johnson, 2012). Het lijkt dus, met andere woorden, belangrijk dat er een leesflow ontstaat.
Daarnaast draagt vermoedelijk ook de literaire kwaliteit bij aan de sociale functie van fictie. Het lezen van een tekst met literaire elementen (zoals klankrijm, metaforen, enzovoorts) zorgt voor meer empathie dan het lezen van een tekst waaruit de literaire elementen verwijderd zijn (Koopman, 2016). Tevens zorgt een literair verhaal met complexe, meerdimensionale karakters voor een betere herkenning van emoties op gezichten dan een populair verhaal met eenvoudige, eendimensionale karakters (Kidd, Ongis & Castano, 2016). Zogenaamde gaten in het verhaal, die lezers uitdagen om actief te interpreteren, hebben geen effect op het inlevingsvermogen en de empathie (De Mulder et al., 2017).
Debat over replicatie en methodiek
In 2013 toonden Kidd en Castano aan dat vooral het lezen van literatuur het inlevingsvermogen vergroot. Niet alle latere experimentele studies waren in staat om deze bevinding te repliceren (Camerer et al., 2018; Kidd & Castano, 2018; Van Kuijk et al., 2018). Sommige wetenschappers menen dat testen om Theory of Mind te meten tekortkomingen kennen. Mogelijk brengen ze het inlevingsvermogen niet op betrouwbare wijze in kaart (Van Kuijk et al., 2018). Dit zou (deels) kunnen verklaren dat de resultaten van Kidd en Castano moeilijk te repliceren zijn. Verder onderzoek is nodig om met zekerheid uitspraken te kunnen doen over het effect van (literair) lezen op het inlevingsvermogen.