Wie veel verschillende tekstsoorten leest, is over het algemeen leesvaardiger. Een brede waaier aan leesmateriaal – van verhaalboeken tot krant- en tijdschriftartikelen – verklaart volgens PISA 13% van de verschillen in leesprestaties (Gille et al., 2010). Nederlandse vijftienjarigen scoren laag op de diversiteitschaal, wat betekent dat hun leesdieet relatief weinig variatie kent (Cito, 2012).
Het lezen van fictie hangt positiever samen met de leesvaardigheid dan het lezen van andere tekstsoorten, zoals non-fictie, kranten, tijdschriften en strips (Pfost, Dörfler & Artelt, 2013). Fictie lezen verklaart in vrijwel alle PISA-landen verschillen in leesvaardigheid, terwijl het beeld voor de andere tekstsoorten grillig is. Fictie lezen blijkt met name positief samen te hangen met de vaardigheid van leerlingen om lange, doorlopende teksten te kunnen begrijpen (Jerrim & Moss, 2019). Vijftienjarigen die teksten lezen voor school die meer dan honderd pagina’s tellen, presteren bovendien sterker op leesvaardigheid (OECD, 2021).
Het gebruik van online leesmedia hangt positief samen met de leesvaardigheid, mits hierin geen sprake is van sociale interactie. E-mails en chats pakken niet gunstig uit, terwijl nieuwsberichten, encyclopedieën en het zoeken van informatie dit wel doen (OECD, 2015; Pfost, Dörfler & Artelt, 2013). Online chatten werkt ook ongunstig op de lange termijn. Tussen de PISA-onderzoeken in 2009 en 2018 is er een negatief verband gevonden tussen online chatten en de leesvaardigheid van vijftienjarigen (Luyten, 2021).