‘Meisjes zijn beter in lezen dan jongens.’ Zowel jongens als meisjes delen dit standpunt (Nowicki & Lopata, 2017; Martinot, Bagès & Désert, 2012), en dit werkt door in hun leesmotivatie. Hoe sterker jongens op 11-jarige leeftijd geloven dat lezen iets voor meisjes is – dat meisjes beter, vaker en met meer plezier lezen – hoe minder gemotiveerd ze zijn om te lezen en hoe negatiever hun zelfbeeld en zelfvertrouwen als lezer. Meisjes hebben juist meer zelfvertrouwen als ze lezen beschouwen als iets voor meisjes (Muntoni, Wagner & Retelsdorf, 2020).
Niet zozeer hun geslacht, als wel hun genderidentiteit bepaalt hoe graag kinderen lezen. Hoe meer ‘typische’ meisjeseigenschappen kinderen zichzelf toedichten, hoe groter hun leesmotivatie. Gender is een betere voorspeller voor lees- en schrijfmotivatie dan sekse (McGeown & Warhurst, 2020).
Jongens laten zich over het algemeen sterker leiden door hun genderidentiteit dan meisjes. Bij het lezen van boeken is dit niet anders. Jongens identificeren zich bijvoorbeeld minder sterk met vrouwelijke karaktereigenschappen dan meisjes met mannelijke karaktereigenschappen. Ze kiezen überhaupt minder snel een typisch meisjesboek dan dat meisjes een typisch jongensboek kiezen (McGeown, 2012).
Genderopvattingen van ouders, leerkrachten en medeleerlingen
Kinderen houden er niet alleen zelf genderopvattingen over lezen op na: dit soort opvattingen leven ook in hun omgeving. Dit is het geval bij ouders, leerkrachten en leeftijdsgenoten.
Ouders hechten meer belang aan lezen voor hun dochters dan voor hun zoons. 75% van de moeders geeft aan het belangrijk te vinden dat hun zoon leest, tegenover 82% bij hun dochter. 61% van de vaders vindt lezen belangrijk voor hun zoon, tegenover 72% voor hun dochter (KvB Boekwerk & GfK, 2024).
Als ouders meisjes betere en meer enthousiaste lezers vinden, hechten hun zoons minder waarde aan lezen en hebben ze minder vertrouwen in hun leesvaardigheid. Dit werkt vervolgens weer door in hun leesprestaties. Bij meisjes maken de opvattingen van hun ouders geen verschil (Muntoni & Retelsdorf, 2018).
Als leerkrachten er genderstereotypen over lezen op nahouden, ondervinden jongens hier nadeel van. Jongens behalen lagere leesscores als hun leerkracht meisjes betere lezers vindt, ook wanneer rekening wordt gehouden met hun eerdere leesprestaties (Muntoni & Retelsdorf, 2019; Muntoni & Retelsdorf, 2018). Leerkrachten ondernemen in groep 7 en 8 van het basisonderwijs daarnaast meer verschillende leesbevorderingsactiviteiten als er meer meisjes in de klas zitten dan jongens. Ook introduceren zij dan vaker fictieteksten en non-fictieteksten als onderdeel van de leesbevordering (Ruwette, Van Schooten & De Glopper, 2020).
Als klasgenoten lezen zien als een activiteit voor meisjes, hebben 11-jarige jongens een lager zelfbeeld en minder zelfvertrouwen als lezer, minder leesmotivatie en een lagere leesvaardigheid. Voor meisjes gaat dit verband niet op (Muntoni, Wagner & Retelsdorf, 2020).