Sector vernieuwt
Bibliotheken bezinnen zich op hun rol in de samenleving. Dit komt in het bijzonder door technologische ontwikkelingen. In de jaren ’90 was er de grootschalige introductie van de computer en het internet, in de 21e eeuw gevolgd door de e-reader, de tablet en de smartphone. Deze mobiele, digitale dragers maken informatie altijd en overal, hands-on, beschikbaar, en bieden een alternatief voor de informatiefunctie van de fysieke bibliotheek.
De overheid heeft de sector in 2000 de opdracht gegeven om zichzelf te vernieuwen. In 2015 is de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) van kracht geworden, en in 2020 is het Bibliotheekconvenant voor de periode 2020-2023 ondertekend. Bibliotheken richten zich, naast het uitlenen van boeken en andere materialen, ook op het organiseren van educatieve en culturele activiteiten, het aanbieden van cursussen voor laaggeletterden en het faciliteren van studieplekken. Daarnaast is er een landelijke digitale bibliotheek opgericht, en maken e-boeken deel uit van de collectie (Koninklijke Bibliotheek, 2023; Koninklijke Bibliotheek, 2021).
Minder basisbibliotheken, meer vestigingen
Op provinciaal en lokaal niveau werken bibliotheken binnen het vernieuwingstraject via fusies aan schaalvergroting. Het aantal overkoepelende bibliotheekorganisaties daalt hierdoor. Nederland telt in 2022 negen provinciale service organisaties, terwijl dit er in 2012 elf waren. Er zijn 137 basisbibliotheken, 25 minder dan in 2012 en ongeveer een derde van het aantal in 2000 (542 basisbibliotheken). Een provinciale service organisatie stuurt meerdere basisbibliotheken aan, terwijl een basisbibliotheek meerdere vestigingen onder de hoede heeft. Vrijwel alle provinciale service organisaties en basisbibliotheken zijn gecertificeerd (Koninklijke Bibliotheek, 2023; CBS, 2023). 16% van de bibliotheekorganisaties is multifunctioneel: de bibliotheek is gefuseerd met een andere organisatie, in de meeste gevallen een culturele instelling (Koninklijke Bibliotheek, 2023).
Bezoekers van de bibliotheek hebben in 2022 de keus uit een groter aantal vestigingen: 1270, tegen 1175 in het jaar 2012. De samenstelling van het soort vestigingen verandert. Hoofdvestigingen, die meer dan 15 uur per week open zijn, maken een krimp door: van 843 locaties in 2012 naar 760 in 2022. Ditzelfde geldt voor servicepunten (5-15 uur per week open) en miniservicepunten (tot 5 uur per week open), die zijn gedaald van in totaal 326 locaties in 2012 naar 220 in 2022. Het aantal afhaalpunten en zelfbedieningsbibliotheken (meestal onbemenst) groeit juist, van 6 locaties in 2012 naar 136 in 2022 (Koninklijke Bibliotheek, 2023). Zes op de tien bibliotheeklocaties is multifunctioneel: de bibliotheek deelt het gebouw met een andere maatschappelijke instelling, zoals een school, kinderdagverblijf of culturele voorziening (Koninklijke Bibliotheek, 2023).
Afstand tot bibliotheek
Het aantal bibliobushaltes laat een sterke krimp zien. In 2022 hebben bibliobussen 174 haltes aangedaan; in 2012 waren dit er 500 en in 2009 ruim 1300. Deze dalende tendens impliceert dat de spreiding van openbare bibliotheekdiensten afneemt, met name in de landelijke gebieden. Nederlanders wonen bovendien steeds verder van een bibliotheekvestiging of servicepunt. De gemiddelde afstand tot de dichtstbijzijnde locatie in 2022 is 2 kilometer, evenveel als in de twee jaren ervoor, maar 300 meter meer dan in 2012. Tegelijkertijd ligt de bibliotheek hiermee dichter bij huis dan de bioscoop (6,5 kilometer), musea (4,1 kilometer) en de middelbare school (2,5 kilometer) (Koninklijke Bibliotheek, 2023).
Inwoners van Zuid-Holland hoeven met 1,5 kilometer het minst ver te reizen, gevolgd door Noord-Hollanders en Utrechtenaren met 1,8 kilometer en Overijsselaars met 1,9 kilometer. Zeeuwen wonen met 3,4 kilometer gemiddeld het verste weg van een bibliotheekvestiging, gevolgd door Friezen (3,1 kilometer), Flevolanders (2,7 kilometer) en Drenthenaren (2,6 kilometer) (Koninklijke Bibliotheek, 2023). De verschillen in bibliotheekdichtheid manifesteren zich vooral tussen stad en platteland. Terwijl de bibliotheek zich in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt om de hoek bevindt (op gemiddeld 500 meter), leggen inwoners van het Zeeuwse Noord-Beveland 14,6 kilometer af (CBS, 2015).
Toename medewerkers
Het personeelsbestand van bibliotheken groeit weer, na een jarenlange stabilisatie. In 2022 zijn er in de sector 7.535 medewerkers in loondienst, terwijl dit er een jaar eerder 7.030 waren. Op de lange termijn krimpt het personeelsbestand: in 2012 ging het om 7.870 medewerkers, in 2006 om 9.000. 90% van de bibliotheekmedewerkers werkt parttime, 84% is vrouw is en 51% heeft een leeftijd boven de 50 jaar. Sinds 2016 is het personeelsbestand verjongd: in dit jaar was 65% 50 jaar of ouder (Koninklijke Bibliotheek, 2023; CBS, 2023).
Het aantal vrijwilligers dat voor de bibliotheek actief is, groeit sterk: van 6.758 in 2012 naar 25.121 in 2022. Terwijl in 2012 het aantal medewerkers in loondienst en vrijwilligers nagenoeg gelijk lag, is het aantal vrijwilligers in 2022 ruim drie keer zo hoog. Zij zetten zich vooral in op activiteiten op het gebied van spreek- en taalvaardigheid en voorlezen (Koninklijke Bibliotheek, 2023; CBS, 2023). Deze vrijwilligers zijn overwegend vrouwen en in een leeftijd van 70 jaar of ouder (Dijksterhuis, 2019, op basis van Arends & Smeets, 2018).