15-jarige vwo-leerlingen lezen vaker voor het plezier dan 15-jarige havo-leerlingen, en zij lezen weer vaker voor het plezier dan 15-jarige vmbo-leerlingen en leerlingen in het praktijkonderwijs (Dood, Gubbels & Segers, 2020).
Het lezen van specifiek boeken, kranten en tijdschriften verschilt ook per opleidingstype. Op het vwo worden deze tekstsoorten meer gelezen dan op de havo, en op de havo weer meer dan op het vmbo. Dit geldt zowel voor lezen in de vrije tijd als voor school (Monitor Jeugd en Media, 2017).
Leerlingen op de havo en het vwo en studenten op het hbo en de universiteit zijn vaker boekenwurmen, die regelmatig een boek lezen en hier plezier aan beleven. Leerlingen op het vmbo en studenten op het mbo zijn vaker boekmijders, die weinig boeken lezen en hier weinig plezier aan beleven (Stalpers, 2020). Een kwart van de havo- en vwo-leerlingen in leerjaar 2 leest ten minste een half uur per dag in een boek, terwijl het gaat om 17% van de leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo en 12% in basis- en kaderberoeps (Inspectie van het Onderwijs, 2024). Binnen het vmbo lezen leerlingen in de theoretische leerweg het vaakst thuis een boek, gevolgd door hun leeftijdgenootjes in achtereenvolgens de gemengde, de kaderberoepsgerichte en de basisberoepsgerichte leerweg (Monitor de Bibliotheek op school voortgezet onderwijs, 2020).
De verschillen in leesgedrag tussen de opleidingstypen zijn het grootst voor fictieboeken, in vergelijking met non-fictieboeken, stripboeken, kranten en tijdschriften. Terwijl acht op de tien vwo-leerlingen en tweederde van de havisten weleens fictie lezen, gaat het op het vmbo in de gemengde en theoretische leerweg om de helft, in kaderberoeps om een derde en in basisberoeps om een kwart (Dood, Gubbels & Segers, 2020).