Citeren? Stichting Lezen - Leesmonitor(2024). Leesopvoeding ligt hoofdzakelijk bij moeders. https://www.lezen.nl/onderzoek/leesopvoeding-ligt-hoofdzakelijk-bij-moeders/.
9 september 2024

Moeders spelen in vrijwel alle aspecten van de leesopvoeding de eerste viool. Zij geven het meest prominent een voorbeeld, door vaker zelf te lezen in het bijzijn van hun kroost. 79% van de moeders doet dit weleens, tegenover 64% van de vaders (KvB Boekwerk & GfK, 2024, meting 67). Hiernaast beschikken moeders over meer kennis van kinderboeken dan vaders (Van Steensel, 2023).

Vaders en moeders verschillen ook in de frequentie waarmee ze samen met hun kinderen leesactiviteiten ondernemen. Zo lezen moeders vaker voor aan hun kinderen in alle leeftijden. Daarnaast moedigen zij hun kinderen vaker aan om te lezen, praten zij vaker met hun kinderen over boeken en stimuleren zij vaker het lezen tijdens de vakanties. Ook lezen moeders vaker samen met hun kinderen stil een boek en gaan zij vaker met hen naar de boekhandel of bibliotheek. Gevraagd naar wie de belangrijkste rol speelt in de leesopvoeding thuis, noemt 71% van de moeders dan ook zichzelf, tegenover 27% van de vaders (KvB Boekwerk & GfK, 2024, meting 67 & meting 68). 

Deze verschillen zijn minder verwonderlijk dan ze lijken. Een bekend spreekwoord luidt: ‘Jong geleerd is oud gedaan.’ Dit gaat ook op voor het lezen, maar voor veel vaders in omgekeerde zin: ‘Niet jong geleerd is niet oud gedaan.’ Vaders kregen in hun eigen jeugd namelijk minder leesbegeleiding dan moeders. Een kwart van de vaders geeft aan dat zij vroeger ‘veel’ zijn voorgelezen, tegen vier op de tien moeders. Vaders benoemen juist vaker dat hun eigen ouders in hun jeugd maar weinig met boeken bezig waren (KvB Boekwerk, 2024, meting 68). Ook werd er minder vaak met vaders over boeken gepraat en gingen hun ouders minder vaak met hen naar de boekhandel en de bibliotheek om samen boeken uit te zoeken (Stichting Lezen, 2015).

Intergenerationele overdracht is niet de enige verklaring. Vaders hebben over het algemeen ook een minder positieve houding tegenover de leesopvoeding dan moeders. Zij vinden het iets minder belangrijk dat hun kinderen worden voorgelezen (68% versus 79%) en ze beleven er ook minder plezier aan (36% versus 48%). Waar moeders voorlezen beschouwen als de belangrijkste activiteit voor de ontwikkeling van hun kinderen, kiezen vaders voor buiten spelen/sporten (uit een lijst met onder meer ook muziek maken, met speelgoed spelen, knutselen en culturele activiteiten bezoeken) (KvB Boekwerk & GfK, 2024, meting 67 & meting 68). 

Tot slot spelen opvattingen over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in de opvoeding mogelijk een rol. Zo beschouwde in 2015 twee op de drie ouders de leesopvoeding als een gedeelde verantwoordelijkheid, maar gaf ook een derde van de moeders en een vijfde van de vaders aan het hoofdzakelijk een taak van de moeder te vinden. De vaders die de leesopvoeding als het moederlijk domein beschouwden, besteedden er ook minder aandacht aan. Ze lazen hun kinderen minder vaak voor, praatten minder vaak met hen over boeken en gingen minder vaak met hen naar de bibliotheek en de boekhandel (Stichting Lezen, 2015). Recentere gegevens zijn niet beschikbaar.

Doelgroep(en)