Eerstegraads docenten Nederlands gebruiken een breed scala aan argumenten om het lezen van literatuur richting hun leerlingen te legitimeren. Ze noemen het vaakst dat literatuur lezen bijdraagt aan de vorming van een genuanceerder wereldbeeld, een grotere taal- en leesvaardigheid, een dieper begrip van anderen, de algemene ontwikkeling (bildung) en de persoonlijke ontwikkeling. Docenten denken dat vooral de grotere taal- en leesvaardigheid een grote overtuigingskracht heeft (Dera, 2024).
Veel van deze argumenten hangen samen met de individuele ontplooiing. Ze beogen om hun leerlingen positieve leeservaringen te laten opdoen en zichzelf literair en persoonlijk te laten ontwikkelen. Zo wil 48% van de docenten Nederlands op havo en vwo met literatuuronderwijs de literaire competentie vergroten. 46% streeft ernaar om het leesplezier te stimuleren, terwijl 35% graag ziet dat leerlingen persoonlijke groei doormaken (het ‘mens worden’) (DUO Onderwijsonderzoek, 2016).
Drie op de tien docenten vinden het kennis maken met de literaire canon, het leren van technieken voor verhaalanalyse en het leren van literaire begrippen belangrijk. Voor twee op de tien docenten is de literatuurgeschiedenis een voorname doelstelling (DUO Onderwijsonderzoek, 2016).
Het is opmerkelijk dat ‘literaire begrippen’ en ‘literatuurgeschiedenis’ relatief laag scoren in prioriteit. Deze begrippen spelen namelijk een centrale rol in de exameneisen. Ze worden wel het meeste getoetst – met name in de bovenbouw van havo en vwo (Oberon, 2016).
Een derde exameneis betreft ‘literaire vorming’. Dat kan worden vertaald als literaire competentie, de doelstelling die met 48% de meeste prioriteit krijgt. In de literaire competentie vloeien het leesplezier en de literaire ontwikkeling samen. Het streven is dat leerlingen, door het lezen van boeken die op of net boven hun literaire niveau liggen, steeds een treetje hoger zetten. Daardoor houden ze plezier in lezen én kunnen ze zichzelf literair ontwikkelen. Dat voorkomt dat ze afhaken als lezer omdat ze snel moeten overschakelen naar complexe literaire werken uit de canon, zoals in het verleden vaak gebeurde.