De maatschappelijke discussie over lezen richtte zich altijd op de vraag ‘hoeveel lezen we?’ Tot de opkomst van de nieuwe, digitale media. De consumptie van teksten op het beeldscherm, van boek tot blog en van mail tot tweet, heeft geleid tot een tweede debat, dat gaat over de vraag ‘hoe lezen we?’
Critici betogen dat schermlezen vluchtiger en oppervlakkiger is. De bewegende pixels geven de ogen een onrustig gevoel. Ultrakorte teksten op internet, hyperlinks en pushberichten brengen de lezer in een ‘klik- en scan-modus’. De concentratie, onderdompeling en begrip van het verhaal zouden daaronder lijden. Nicholas Carr, auteur van het boek Het ondiepe. Hoe onze hersenen omgaan met internet, beschrijft hoe hij vroeger ‘door de diepzee snorkelde bij het lezen van een roman’, maar op internet als een jetskiër over de oppervlakte surft.’
Wat zegt de wetenschap over deze ideeën? In ons jaarlijkse magazine brengen we het beschikbare empirische onderzoek in kaart. Welke verschillen zijn er tussen het lezen van papier en van het scherm? Bieden schermmedia, naast bedreigingen, ook kansen voor het lezen? En hoe kunnen leesbevorderaars opgroeiende generaties ondersteunen om zich als lezer te ontwikkelen – op papier én digitaal?