icon home

Naar aanleiding van enkele publicaties die aandacht vragen voor het leesonderwijs, waaronder de artikelenbundel Omdat lezen loont, onderzoekt Lezen in een serie van vier gesprekken met onderwijskenners en vakmensen de staat van het (middelbaar) leesonderwijs. Slot: mede-initiatiefnemers van Omdat lezen loont, neerlandica en lerarenopleider Yra van Dijk en docent Nederlands Marie-José Klaver: ‘Literatuur moet terug in het leesonderwijs.’

Illustratie van persoon met lang haar die een opengeslagen boek bestudeert onder een vergrootglas.

Boos boek: lange tijd was dat de  werktitel van Omdat lezen loont, de artikelenbundel over de Nederlandse leescrisis en hoe die op te lossen die Yra van Dijk en Marie-José Klaver met letterkundige Els Stronks en dichter Micha Hamel samenstelde. ‘Niet omdat het een boos boek is,’ vertelt Klaver (K), ‘maar omdat de bundel is ontstaan  vanuit verontwaardiging. Hoe is het mogelijk, vroegen wij ons af, dat er inmiddels zoveel bekend is over hoe je het leesonderwijs kunt verbeteren en het leesniveau kunt opkrikken, en er zo betrekkelijk weinig van die kennis terechtkomt in scholen en lerarenopleidingen?’ Van Dijk (VD): ‘Toen ontstond het idee om wat er is aan inzichten en wetenschappelijke onderzoeken over leesonderwijs te bundelen, en de onderwijspraktijk – vanaf het kinderdagverblijf tot aan zes vwo – te voorzien van een compact overzicht. Natuurlijk zijn er allerlei andere goede publicaties over evidence based leesonderzoek. Maar die zijn wel vaak op één doelgroep gericht, op het primair onderwijs bijvoorbeeld, of juist op de vmbo-leraar Nederlands. Wij bieden daarentegen een samenhangend geheel aan inzichten en adviezen voor alle leeftijden en onderwijsniveaus; niet alleen voor de leraar, maar ook voor de lerarenopleider, de student, of de methodemaker.

In jullie inleiding schetsen jullie aan de hand van internationaal onder zoek naar de leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen hoe ernstig de leescrisis is. Lerarenopleider Coen Peppelenbos zet in deel één van deze serie vraagtekens bij de betrouwbaarheid van onderwijs ranglijsten als PISA en PIRLS.

K: ‘Dat Nederlandse leerlingen vooral wat betreft het interpreteren en kritisch evalueren van teksten onder het gemiddelde scoren, maar dat ze wat ze lezen best begrijpen, is geen reden om de leescrisis te bagatelliseren. Sterker nog, daaruit blijkt eigenlijk dat de leescrisis nog veel dieper zit dan er wordt gedacht. Wat Nederlandse leerlingen inderdaad goed kunnen, is vragen beantwoorden die direct betrekking op de tekst hebben: dat is ook wat er eindeloos met ze geoefend wordt. Maar zodra de vragen niet meer over de letterlijke inhoud gaan, haken ze af. Vanuit een wat breder perspectief betekenis geven aan en informatie geven over wat ze hebben gelezen, en teksten met elkaar vergelijken, kunnen de meeste leerlingen onvoldoende. Dat is een groot gemis: het vermogen tot kritisch evalueren van wat je leest en het onderscheiden van zin en onzin, is in een informatiesamenleving als die van ons van wezenlijk belang, helemaal nu ChatGPT en andere generatieve chatbots hun intrede hebben gedaan.’

Hoe komt het dat bij kinderen en jongeren dat vermogen tot  betekenis geven en zelfstandig nadenken zo is afgebrokkeld?

K: ‘De hoofdoorzaak is denk ik een gebrek aan aandacht voor tekstkwaliteit, en ook kwantiteit. Tot ongeveer de eeuwwisseling zie je dat er in schoolboeken veel lange en goed geschreven teksten werden gebruikt, met weinig afbeeldingen. Maar die zijn gaandeweg steeds meer vervangen door korte, kale en schrale teksten, met veel plaatjes – en dat geldt voor alle onderwijsniveaus. Ja, ook op de lerarenopleidingen is er onvoldoende besef van het belang van de invloed van tekstkwaliteit op het leesniveau. Vooral bij het lezen van fictie.’ VD: ‘Weliswaar is er steeds meer aandacht voor rijke teksten, maar zelden waar het fictie betreft. Komend jaar  willen we daarom – en we zijn al met een opzet bij een pabo begonnen – gaan onderzoeken of het lezen van betere jeugdliteratuur een positief effect heeft op tekstbegrip en leesplezier: betere boeken zijn naar onze mening uiteindelijk ook leukere boeken. We zoeken daarin graag de samenwerking met Stichting Lezen.’

Jullie zeggen eigenlijk: er worden te weinig goede boeken gelezen?

VD: ‘Absoluut. Maar er speelt natuurlijk meer: de leesdidactiek laat ook te wensen over, zowel in het basis- en in het voortgezet onderwijs, als op de lerarenopleidingen. De nadruk ligt te veel op het aanleren van leesstrategieën en het oefenen met vragen bij teksten. En er is te weinig aandacht voor het vergaren van kennis, en het met elkaar oefenen van close reading, om te kijken of je echt begrijpt wat je leest.’

K: ‘Het gevolg van dat voortdurende oefenen met vragen, is dat leerlingen niet meer grondig lezen. Omdat het echt begrijpen van wat er staat en daarover kunnen schrijven en met elkaar kunnen praten niet het doel is, kan ik me dat goed voorstellen. Terwijl ik aan mijn leerlingen merk, dat als ik intensief met ze lees – of het nu krantenartikelen, gedichten of novelles zijn – ze dat eigenlijk heel graag doen.’

VD: ‘Wij worden nog wel eens weggezet als cultuurpessimisten. Maar eigenlijk is het tegenovergestelde het geval. Wij worden gedreven door een diepe overtuiging – en hebben eveneens de ervaring – dat leerlingen en studenten zielsgraag goed willen leren lezen en openstaan voor rijke teksten. Die kans wordt ze nu ontnomen. Dát maakt ons boos. Daarmee zeg ik niet dat alle docenten en de pabo’s en lerarenopleidingen iets fout doen. Dat zou te makkelijk zijn.

Het probleem zit ’m ook in de doorgeslagen managementcultuur waardoor er ontzettend veel geld uit scholen en hogeschoolopleidingen naar de organisatie is gesluisd, en er steeds minder lesuren zijn. Het onderwijs op de hogescholen is in een hoog tempo uitgehold: de vereiste kennisbasis is te licht. Lerarenopleiders zijn daarom hard op zoek naar manieren om hun studenten desalniettemin goed en graag te leren lezen.’

Wat zou het doel van het  leesonderwijs moeten zijn?  

VD: ‘Als het over fictieonderwijs gaat, dan zeg ik: leerlingen bijbrengen wat verhalen zijn en hoe je die kan begrijpen. Zodat ze daaruit lessen kunnen distilleren die ze nodig hebben in hun leven, en nieuwe wereldbeelden die hen uitdagen andere ideeën te ontwikkelen. Tenslotte is dat waarom je wilt dat kinderen goede boeken lezen: dat ze zich leren te verhouden tot hun eigen wereld en die van anderen.

Dat ze zich kunnen verplaatsen in de ander als ander, en een moreel kompas ontwikkelen – persoonsvorming dus. Wij zijn het ook oneens met het veelgehoorde credo “Het maakt niet uit wat ze lezen, als ze maar lezen”: van oudsher is de jeugdliteratuur een verkenning van wat het betekent om mens te zijn in deze wereld. Als die goede boeken niet meer gelezen worden, dan hebben kinderen nog nauwelijks een bron om te reflecteren op hoe je je kunt ontwikkelen tot een moreel handelend persoon. Je ziet nu dat het vak filosofie die rol enigszins overneemt, maar voor kinderen zijn narratieven veel beter te begrijpen dan abstracte concepten als “goed en kwaad”.’

Tips

  • Zorg als leraar dat je een leesexpert  bent en blijft
  • Lezen moet altijd over de inhoud van de tekst gaan
  • Leer leerlingen die te begrijpen, analyseren en interpreteren
  • Maak leerlingen bewust van hun leesgedrag, en van de gevolgen daarvan voor hun ontwikkeling en persoonsvorming
  • Ontwikkel een leesdidactiek die is ingericht op het lezen van lange,  rijke teksten
  • Geef het lezen van literaire fictie- en non-fictie een centrale plek in het onderwijs

Leesonderwijs moet zich dus richten op literatuur? 

K: ‘Absoluut, ja. Daarbij vind ik dat leesonderwijs ook een introductie moet zijn in de Nederlandstalige cultuur, in het literaire erfgoed. En dat mag heel breed zijn, van Vondel tot Astrid Roemer.

In deel drie van Blik op leesonderwijs pleit Joke Brasser voor het lezen van canonieke werken op alle onder wijsniveaus, inclusief het vmbo.

 K: ‘Daar zijn we het helemaal mee eens. Er zijn allerlei goede hertalingen van klassiekers die voor het basisonderwijs geschikt zijn, en zeker ook voor het vmbo. Al zou je daar zelfs best met delen van originele teksten kunnen werken. Als je op die niveaus alleen maar schrale of flauwe verhalen aanbiedt, onderschat je die leerlingen enorm. Dat is ontzettend kwalijk.’

VD: ‘Zo riskeren we een vorm van culturele uitsluiting. Want wanneer je zegt: “Jij hoeft dat niet te kennen,” zeg je dan eigenlijk niet, “Jij hoeft niet mee te denken, we doen het wel zonder jou”? Terwijl je op allerlei niveaus literair erfgoed in de klas kan delen. Dat kan heel spelenderwijs; via De fantastische Meneer Vos van Roald Dahl kan je op de basisschool bijvoorbeeld vertellen over Van den vos Reynaerde, en zo een sprong naar de fabels van Aesopus en La Fontaine maken. En met vmbo-leerlingen kun je prima een Reynaert-bewerking van Paul Biegel of Simone Kramer lezen.’

Dus geen serieboeken en thrillers in de klas?

K: ‘Ik ben het eens met Joke Brasser die zegt, er zijn al zo weinig contacturen, dan laat ik mijn leerlingen geen lectuur lezen. De focus op school moet liggen op kwaliteitsboeken. Al op het kinderdagverblijf moet je beginnen met het aanbieden daarvan, en dat moet je gedurende de hele schoolcarrière van kinderen blijven doen.

VD: ‘Lectuur is voor thuis, of de socialemedialeesclub. Niemand hoeft zich daar te bemoeien met wat je leest. Natuurlijk heb ik zelf ook lectuur gelezen: De olijke tweeling, paardenboeken – noem maar op. Zolang je daarnaast kwaliteit krijgt aangeboden is dat prima. Al bestaan er ook echt slechte boeken: boeken die een misogyn of racistisch wereldbeeld presenteren, of anderszins moreel verwerpelijk zijn.’

Tot slot: hoe kan je het leesonderwijs ten goede keren?

K: ‘We moeten beginnen op de lerarenopleidingen en daar met de juiste didactiek goede docenten opleiden, allereerst op de pabo. Daarvoor zullen er meer lesuren taal en Nederlands moeten komen, en contacturen om samen te lezen en samen over boeken te spreken.’ 

VD: ‘Daarnaast moeten er overal waardevolle boeken voor iedereen beschikbaar zijn: op alle kinderdagverblijven, voorscholen, basis- en middelbare scholen, bibliotheken… Dat lijkt evident, maar dat is nog lang niet overal het geval. Verder pleiten we voor een doorlopende leeslijn, waarmee we bedoelen dat kinderen tijdens hun schoolcarrière allemaal hetzelfde niveau goede boeken lezen – dus niet op de ene school De waanzinnige boomhut en op de andere De koning van Katoren in groep zeven. Net zo goed als dat je eisen stelt aan wat kinderen moeten weten over rekenen, moet je eisen stellen aan tekstkwaliteit. Gelukkig zijn de nieuwe kerndoelen veeleisender. Die vragen bijvoorbeeld al om close reading op de basisschool: wat staat er in de tekst, hoe staat het er, en waarom staat het er zo – hoe komt betekenis tot stand? Natuurlijk moet je die vragen met kinderen spelenderwijs behandelen.

Maar ik heb nog nooit een leerling of student ontmoet die niet op het puntje van zijn stoel zit als het lukt betekenis te vinden, dat voelt als een openbaring voor ze. Daarom moeten we blijven geloven in de kracht van de literatuur en de relevantie van die verhalen. Uiteindelijk is dat waar het in het leven om draait: het zoeken naar betekenis.’

Info

Voor meer aanbevelingen, zie Omdat lezen loont;  Op naar effectief leesonderwijs in Nederland, Yra van Dijk, Marie-José Klaver, Els Stronks en Micha Hamel (red.), uitgeverij Pica, € 31,95; Het boek is bekroond met de Victorine van Schaick Penning 2023 voor beste publicatie in het informatievak.

Yra van Dijk (1970) is modern letterkundige, lerarenopleider en gasthoogleraar aan het Leiden University Centre for the Arts in Society.  Ze begeleidt promovendi, doceert aan universiteit  en hogeschool en doet onderzoek naar fictie, geletterdheid en burgerschap in het onderwijs.
yravandijk.nl

Marie-José Klaver (1969) studeerde Duitse taal- en letterkunde, Algemene Literatuurwetenschap en neerlandistiek en is momenteel docent Duits  en Nederlands aan Het Drachtster Lyceum. Aan de pabo van de Hogeschool van Amsterdam geeft ze samen met Yra van Dijk sinds 2022 een leesclub jeugdliteratuur. Daarnaast doet ze onderzoek naar tekstkwaliteit in de klas en in schoolboeken en is ze lid van de Werkgroep Onderzoek en Didactiek Nederlands (WODN) van Levende Talen.
marie-joseklaver.nl

Dit artikel verscheen eerder in Lezen 4, 2023. Het artikel is geschreven door Mirjam Noorduijn en geïllustreerd door Jill Heesbeen.