Media staan er vol mee: er is een leescrisis onder jongeren – wat te doen? Naar aanleiding van enkele publicaties die aandacht vragen voor het leesonderwijs, waaronder de artikelenbundel Omdat lezen loont, onderzoekt Lezen in een serie gesprekken met onderwijskenners en vakmensen de staat van het middelbaar leesonderwijs. Deel 2: docent Nederlandse Letterkunde en onderzoeker literatuuronderwijs aan de Radboud Universiteit Jeroen Dera: ‘De leescrisis beperkt zich niet tot het onderwijs en jongeren, maar treft de hele maatschappij.’
Als het over de leescrisis gaat, vindt Jeroen Dera, gaat het vaak over het dalende leesniveau van jongeren en het niveau van het vak Nederlands, maar de crisis is veel breder. Dera: ‘Ieder jaar worden er minder boeken verkocht en ieder jaar leent de bibliotheek minder boeken uit; alle volwassenen lezen aanzienlijk minder vergeleken bij enkele decennia geleden; de belezenheid van docenten gaat achteruit en het aantal talenstudenten dat zich aan de universiteiten meldt, loopt terug. Dus ja, natuurlijk verslechtert het leesonderwijs.
Tegelijkertijd signaleren we dat de politiek het belang van een geletterde samenleving onvoldoende benadrukt, terwijl een zichzelf respecterende democratie niet zonder goed lezende burgers kan. Ik zie de leescrisis als een symptoom van een maatschappelijke onverschilligheid ten opzichte van de verworvenheden die je middels lezen kunt bereiken. Ik denk dat veel beleidsmakers zich onvoldoende realiseren hoezeer zijzelf door die verworvenheden zijn gevormd en dat er nu een generatie opgroeit voor wie dit minder vanzelfsprekend is. Het helpt daarbij ook niet dat er vanuit de overheid nog steeds geen verbod op mobiele telefoons in de klas is, gezien het door onderzoek aangetoonde, positieve effect daarvan.’
Maar staatssecretaris Uslu van Cultuur en Media investeert wel een flink deel van het cultuurbudget in de openbare bibliotheek. En via het Masterplan Basisvaardigheden is er extra geld voor uitbreiding van de Bibliotheek op school.
‘Natuurlijk zijn dit goede maatregelen. Maar wat eigenlijk nodig is, is een overheidscampagne, zoals je eind jaren tachtig Kies exact had. Dat was echt een enorm offensief – daar kon je gewoon niet omheen. Als je het hebt over een leesoffensief, stel ik me daar zoiets bij voor. Nu blijft het beperkt tot de mensen die zich sowieso al druk maken over de leescrisis. Maar je zou willen dat de hele maatschappij ervan doordrongen raakt dat we in een neerwaartse leesspiraal zitten en dat er nú wat moet gebeuren willen we kritisch burgerschap en daarmee de kwaliteit van onze samenleving waarborgen.’
Wat moet er daarvoor gebeuren?
‘Op dit moment zijn er nog te veel interventies op het microniveau van het vak Nederlands. Die zijn te vrijblijvend en onvoldoende. Om het tij te keren moet de overheid simpelweg harde, concrete eisen aan het hele onderwijs stellen. Zo zou ik hopen dat alle scholen, van alle niveaus, worden verplicht om minimaal drie keer per week minimaal drie kwartier te plannen waarin er schoolbreed gelezen wordt, en om met een professionele leesconsulent een boekencollectie aan te leggen die zo divers is dat daarin voor alle leerlingen iets te vinden is.
Behoorlijk wat basisscholen werken al met die leesmomenten, dus waarom dit niet doortrekken tot aan het eindexamen jaar? Daarnaast is het heel belangrijk dat de juiste partijen worden overtuigd van de noodzaak en het belang van geletterdheid. De focus moet denk ik wat minder op de leraren en bibliotheken liggen, maar wat meer op de schoolleiders en besturen, zeg maar de beslissers.’
Als we toch even inzoomen: wat zou het doel van leesonderwijs moeten zijn?
‘Allereerst moeten we leerlingen kritisch leren lezen. Je hebt niets aan een mooie literaire leeslijst als de leerling niets meeneemt uit die boeken en wat anderen daarover hebben gezegd: goed leesonderwijs moet uiteindelijk ook enige maatschappelijke en persoonlijke vorming bewerkstelligen. Daarbij pleit ik trouwens voor een integratie met andere verhaalvormen dan alleen literaire teksten, zoals podcasts, films en documentaires.
En ja, ik leid natuurlijk havo en vwo docenten op en daar hoort een bepaald type geletterdheid bij – je bereidt vwo leerlingen feitelijk toch voor op academisch onderwijs – maar dat betekent niet dat leraren op het vmbo geen aandacht aan kritisch lezen zouden moeten besteden. Je kan heel goed boeken gebruiken om jongeren bij te brengen dat je de wereld vanuit verschillende perspectieven kan bekijken en dat er op maatschappelijke vraagstukken meerdere antwoorden mogelijk zijn, zodat je niet altijd vanuit hetzelfde standpunt blijft redeneren.’
Hoe kan een leraar dat in de praktijk brengen?
‘Door de vraag wat leerlingen lezen te verleggen naar de vraag hoe we met leerlingen lezen. In Omdat lezen loont onderbouw ik dit idee vanuit mijn onderzoeksproject De praktijk van de leeslijst. In de reacties op dat rapport zie je dat de discussie in het onderwijs nog steeds te veel gaat over welke titels wel en niet op de lijst mogen staan. Laat het duidelijk zijn: ik ben niet tegen het lezen en behandelen van canonieke werken, en ik vind dat literatuurgeschiedenis op basis van concreet gedefinieerde eindtermen op alle onderwijsniveaus gegeven zou moeten worden, maar feit is dat veel leerlingen genreliteratuur zoals thrillers en jeugdboeken hoger waarderen dan de klassieke schoolcanon.
Maak als leraar daarom gebruik van een meer divers boekenaanbod. Je bereikt dan sowieso al meer leerlingen. Bovendien, als je ervan uitgaat dat de vragen die je over de teksten stelt leidend zijn in wat je met ze kunt bereiken, dan doet het er minder toe welke titel je leerlingen voorlegt. Niet dat ik het overigens oké vind als een vmbo’er alleen maar voetbalbiografieën leest. Iedere docent Nederlands moet alle leerlingen, ongeacht hun niveau, introduceren in zowel complexe als ontspanningslectuur. Het schoolvak Nederlands is uiteindelijk ook een afgeleide van wat de universiteiten en hogescholen onderwijzen, en ons academisch onderzoek beperkt zich geenszins tot alleen maar highbrowliteratuur.
Zo kun je heel goed comparatief lezen: waarom noem je de ene thriller literair en de andere niet? Daarmee dwing je leerlingen al tot heel nauwkeurig lezen. En gebruik boeken voor meer dan alleen literatuuronderwijs. Aan de hand van de vraag of een titel literatuur of lectuur is, kan je bijvoorbeeld prima debatvaardigheden oefenen, in plaats van leerlingen te laten discussiëren over of de wolf nou wel of niet in Nederland thuishoort – laat ze dat maar bij biologie doen.’
Ben je optimistisch?
‘Zolang er geen breed maatschappelijk draagvlak is om de leescrisis op te lossen, ben ik dat niet per se. De hele politiek zal samen een vuist moeten maken en concrete maatregelen treffen. Alleen dan kunnen we de leescrisis oplossen.’
Jeroen Dera (1986) doceert Nederlandse Letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen en is gespecialiseerd in literatuur-onderwijs en moderne Nederlands- talige poëzie. Sinds 2021 loopt zijn onderzoeksproject Uses of Literature in the Classroom: Legitimizing Literature in Upper-Secondary Education. Voor Stichting Lezen onderzocht hij de inhoud en waardering van literatuurlijsten voor Nederlands op havo en vwo (De Praktijk van de Leeslijst, 2019), en ontwikkelde hij met Helma van Lierop-Debrauwer en Yke Schotanus in De grenzen van literatuur (2022) een eigentijdse lessenreeks voor 4 havo en vwo.
Ook is hij poëzie- recensent voor De Standaard der Letteren. Met Charlotte Van den Broeck publiceerde hij het poëzie- doeboek Woorden temmen: van kop tot teen (Grange Fontaine, 2020). In 2021 verscheen Poëzie als alternatief (Wereldbibliotheek) waarin Dera toont hoe divers hedendaagse Nederlandstalige poëzie is en hoe zij de maatschappij een kritische spiegel voorhoudt.
jeroendera.nl