Dit voorjaar ging de allereerste Boon in de categorie kinder- en jeugdliteratuur (vijftigduizend euro) naar Pieter Gaudesaboos voor Een zee van liefde. Raoul Deleo won met Terra Ultima de vijfendertigste Woutertje Pieterse Prijs (vijftienduizend euro). De impact van deze literatuurprijzen op de jeugdboekenwereld is aanzienlijk, volgens ervaren jurylid en professor Jeugdliteratuur (Universiteit Antwerpen) Vanessa Joosen.
De literaire kwaliteit van het beste Nederlandstalige jeugd- en kinderboek van het afgelopen jaar, dáár draait het om bij zowel de nieuwe Vlaamse literatuurprijs de Boon als de Woutertje Pieterse Prijs. Joosen, die lid is van de kinder- en jeugdjury van de Boon en eerder al eens zetelde in de jury van de Woutertje Pieterse Prijs, realiseert zich dat dit niet vanzelfsprekend is: ‘Vroeg of laat,’ zegt ze, ‘steken er in alle vakjury’s toch ook educatieve argumenten de kop op: dat een boek te filosofisch is, of ontoegankelijk, of dat geen kind er plezier aan zal beleven.
Maar op welke basis ga je als volwassen jurylid beargumenteren wat een kind wel of niet leuk vindt, of aankan? De kinderen met wie je zelf contact hebt kun je niet zomaar als referentiekader gebruiken – dat is te beperkt. Bovendien vind ik, is het niet de taak van de vakjury om boeken te kiezen die zoveel mogelijk kinderen leuk vinden. Wij mogen ons ook wel oriënteren op het kind dat graag en veel leest, net zoals volwassenenjury’s zich oriënteren op lezers met literaire bagage.’
Joosen erkent wel dat sinds de Woutertje Pieterse Prijs in 1988 is opgericht de nadruk minder eenzijdig op het literaire is komen te liggen: ‘Het veld is geëvolueerd. Zo pleitte Edward van de Vendel in zijn Woutertje Pieterse Lezing Is er hier iemand bi in 2012 voor meer aandacht voor een geslaagd samengaan van literair en aanspreekbaar. En al sinds de jaren negentig – toen verzet tegen de literaire norm groeide – proberen kinderboekenuitgevers en -makers het literaire en toegankelijke te verenigen.
Anna Woltz bijvoorbeeld, die belichaamt die verzoening voor mij bij uitstek. Deze tendens weerspiegelt zich in de nominaties van de jury’s van de Boon en de Woutertje Pieterse Prijs: ze zijn stuk voor stuk literair: mooi van taal, goed opgebouwd, vernieuwend, mooi vormgegeven… maar tegelijkertijd goed leesbaar.’
Kinderen groeien als lezer
Het veelgehoorde argument dat je kinderen beter zelf kunt laten bepalen wat ze mooi vinden, is voor Joosen geen reden om te twijfelen aan het bestaansrecht van de twee literatuurprijzen: ‘Als je vindt dat volwassenen literatuur moeten kunnen lezen, dan moet je
kinderen al vroeg opstapjes bieden om het literaire lezen te ontwikkelen. Als je ze eerst alleen maar toegankelijke jeugdboeken geeft en dan plots dropt in de volwassenenliteratuur, dat werkt niet. Maar zelf voel ik mij ongemakkelijk als dit de enige reden zou zijn. Er zijn jonge lezers die echt al literaire smaak hebben en oog voor stijl, karakterontwikkeling, geloofwaardigheid van de plot. Mijn ervaring als begeleider van de Vlaamse kinder- en jeugdjury heeft mij hierin gesterkt. Daarnaast, moet je kinderen niet altijd serieus nemen?
Een verhaal met losse eindjes, een beeld dat niet klopt – kinderen merken het op
wanneer een boek kwaliteit mist. Daarin moet je ze het beste willen geven. Niet alleen vanwege wie ze gaan worden, maar vanwege wie ze nu al zijn. Dat er populariteitsprijzen zijn is prima, maar het is eveneens belangrijk dat volwassenen met expertise bepaalde boeken onder de aandacht brengen, zodat kinderen een breder beeld krijgen van wat er allemaal is. Literatuurprijzen kunnen juist kinderen zonder literaire bagage helpen om als lezer te groeien.
Ik vind het mooi dat de Woutertje Pieterse Prijs met de speciale lesbrieven bij de genomineerde titels daarin hard investeert. Dat zou mijn eerste aanbeveling voor de Boon zijn: zoek niet alleen de media op, maar voorzie daarbij alle long- en shortlisttitels van een educatief kader.’
Niet dat het belang van media-aandacht moet worden onderschat. Joosen is blij dat de Boon, net als diens voorganger de Gouden Uil, in twee categorieën wordt uitgereikt (inclusief twee publieksprijzen): ‘Door de jeugdliteratuurprijs te koppelen aan die voor fictie
en non-fictie voor volwassenen genereer je aandacht voor het veld die er anders nooit zou zijn.
Toen ik in de jury van de Boekenleeuw zat, grapten we wel eens dat als we een journalist wilden zien, dit alleen zou lukken als Bart Moeyaert zou winnen. Ook bij de Woutertje Pieterse Prijs is media-aandacht niet vanzelfsprekend. Bovendien, door de koppeling en het even grote bedrag aan prijzengeld straal je uit dat de genres evenwaardig zijn.
Zo was er nu een volledige bijlage in De Standaard der Letteren gewijd aan de genomineerde kinderboeken. Met als gevolg een debat in Vlaanderen waarom de kinder- en jeugdliteratuur eigenlijk vaak alleen maar in de zijlijn meedoet. Die reflecties zijn wezenlijk voor het hele literaire veld.’
Impuls voor makers en uitgevers
Een bijeffect van de prijzen en aandacht daaromheen is dat de genomineerde en winnende titels beter en langer beschikbaar zijn. Joosen: ‘De winnaars van de Boon en Woutertje Pieterse Prijs worden – als is het tijdelijk – heel breed in de markt gezet. Zonder die prijzen zou dit nooit gebeuren. Op jeugdboeken staat doorgaans een korte houdbaarheidsdatum: op enkele titels na, zoals Lampje, blijft er weinig in druk.
Terwijl ik nu veel mensen hoor die zeggen, oh dat boek van Pieter Gaudesaboos wil ik ook lezen, of dat ze het al hebben gekocht. Dit verkoopeffect moet je niet onderschatten. Het geeft de makers een belangrijk signaal: al haal je misschien niet de verkoopcijfers van De waanzinnige boomhut, of Geronimo Stilton, wat je maakt doet ertoe.’
De literatuurprijzen hebben trouwens niet alleen een enorme impact op de bekroonde schrijvers en illustratoren, merkt Joosen op, maar ook op hun uitgevers: ‘Boeken maken is echt teamwerk. Dat zie je terug tijdens de prijsuitreikingen, dan staan de uitgevers vaak even hard te stralen als de genomineerden.
Wie weet helpt zo’n prijs de uitgever te stimuleren bij het maken van een vergelijkbaar soort kwaliteitsboeken in de toekomst, of trekt het ze over de streep als het gaat om een bijzondere of kostbare uitgave. Ik kan dit niet hard maken, maar ik geloof daar wel in. Wellicht dragen deze prijzen zo
indirect bij aan de algehele ontwikkeling en status van de kinder- en jeugdliteratuur. Je zou kunnen zeggen, ze zijn de onmisbare vitamines voor het literaire veld.’