Edward van de Vendel kreeg dit voorjaar de Vlaamse literaire jeugdprijs de Boon voor Misjka, over een meisje dat het verhaal van de vlucht van haar gezin uit hun land toevertrouwt aan haar konijntje. Hij baseerde het op de ervaringen van het gezin dat eerder centraal stond in De gelukvinder.
Hoe verhoudt Misjka zich tot De gelukvinder?
Wat me bezighield toen ik destijds aan De gelukvinder begon, was: hoe kan het in het debat gaan over “de” immigranten, “de” vluchtelingen, terwijl het gaat over individuele mensen? Ik heb toen simpelweg “levensverhaal jonge vluchteling” gegoogeld en vond Anoush, een jongen die op school een toneelstuk had gemaakt over zijn vlucht uit Afghanistan. Uit onze talloze gesprekken, waarbij ik het hele gezin leerde kennen, ontstond De gelukvinder.
Nadat het was verschenen, ging hun verhaal door: na lange onzekerheid kregen ze een verblijfsvergunning en een huis toegewezen; Anoush trouwde, promoveerde en al die tijd hielden we contact. Ik wilde graag nog een boek schrijven over deze warme familie die zo’n andere achtergrond heeft dan ik, maar een tweede Gelukvinder maak je niet. Het moest iets anders zijn.
Op een gegeven moment vertelde Anoush over de ontsnapping van hun huisdier, een konijntje. Dat zou een prentenboek kunnen worden, bedacht ik, met zijn zusje als hoofdpersoon, wat past bij een dwergkonijntje. Maar om er een boek van te maken, had ik nog iets substantiëlers nodig.
“Hoe was je zusje tijdens jullie vlucht?” vroeg ik. Anoush vertelde een verhaal dat ik nog niet kende, hoe ze onderweg gedwongen werden foto’s hun herinneringen – te vernietigen. Zelf weet zijn zus, een twintiger inmiddels, niets meer van hun reis, ze was nog te klein. En alles klikte in mijn hoofd, ik bedacht dat het meisje het konijn zou kunnen gebruiken om haar herinneringen terug te krijgen. Dat was geen bewuste beslissing, het verhaal ontstond intuïtief. Misjka was in een week klaar, het schreef zichzelf, als in een koorts werkte ik eraan. En zowel Anoush als Querido vonden het meteen helemaal goed – een wonderbaarlijke totstandkoming.’
Alles lijkt echt gebeurd, ook de emotionele ontlading in het boek. Was dat zo?
‘Misjka zit tussen fictie en nonfictie in: je weet dat er bestaande mensen aan vastzitten die veel uit het verhaal heb ben meegemaakt. Om dat te benadruk ken koos ik ervoor ook Anoush’ naam op het omslag te zetten. Niet alleen de manier waarop je fictie schrijft – zoals spanning oproepen of humor gebruiken – zet ik in om kinderen bij het verhaal te houden. De andere reden om Misjka te gaan lezen is: dit is niet helemaal ver zonnen.
De warmte van het gezin in het boek, is er ook in het echt; ze koesteren een onvoorwaardelijk bij elkaar zijn. Als je dan zo bruusk uit je land moet vluchten… ik kan me goed voorstellen dat je over sommige dingen niet meer praat omdat dat te moeilijk is. Het gezin woont bovendien in deze samenleving, waarin de meeste mensen niet kennen wat zij hebben meegemaakt. Het zusje in het boek wil op school kind zijn als de anderen; ze wil gewoon een spreekbeurt houden over haar konijn. Maar onverwacht dringt zich een verhaal op dat voor haar dichterbij is. Haar broers besluiten haar tijdens die emotionele spreekbeurt bij te staan – wat ze in werkelijkheid zeker weten ook zouden hebben gedaan. Het is, zou je kunnen zeggen, echt gelogen.’
Moet literatuur volgens jou geëngageerd zijn?
‘Anoush en ik dachten niet: we maken een boek over jonge vluchtelingenkinderen waar kinderen wat van kunnen leren. Pas toen recensenten dat schreven, beseften we: hee, dat doet het ook. Maar ik wil wel degelijk boeken maken die ertoe doen. Zelf lees ik graag over hoe je in moeilijke situaties toch je best kunt doen, erdoorheen kunt komen.
Mensen die onder druk staan, presteren de mooiste dingen: dan komt menselijkheid, durf, dapperheid, liefde naar voren. Ik wil dat een boek iets van bemoediging geeft. Dat kan bijvoorbeeld door te laten zien wat er allemaal kan gebeuren in een leven en hoe anderen dat, met al hun menselijkheid, aangaan. Kinderen hebben de fantastische eigenschap dat ze bij een goed verhaal in hun hoofd de hoofdpersoon worden. Je kunt ze dus heel veel laten zien en zo het leven voorleven.’