icon home

Datum: 4 juli 2018

Stine Jensen over lezen

Filosoof, schrijver en programmamaker Stine Jensen raakte als kind in de ban van De Vijf. Het zoeken naar betekenis achter de dingen is haar drijfveer – als lezer, schrijver en deelnemer aan Wie is de Mol?

Foto: Stef Nagel

‘Als ik op reis ga, neem ik altijd boeken mee. Toen ik deelnam aan het programma Wie is de Mol? had ik een pocketeditie van A Little Life van Hanya Yanagihara in mijn koffer; een dik boek heb ik standaard bij me, voor als ik ergens strand. Verder had ik Girl On the Train van Paula Hawkins meegebracht – een thriller kan helpen ontspannen, dacht ik – en een filosofieboek van Alan Watts. [Lachend] Maar vanaf het moment dat ik aankwam op Schiphol en een ticket in handen kreeg voor Azerbeidzjan, kreeg de opwinding de overhand. Tweeënhalve week ben ik weggeweest, maar het enige boek dat ik heb ingezien is het molboekje.’

Hoe was dat, om helemaal niet te kunnen lezen?

‘Je bent natuurlijk wel lezend bezig, anders kan je niet achterhalen wie de mol is. Je moet voortdurend interpreteren wat je waarneemt. Wat zegt de kleur trui die iemand draagt? Of de voorstelling Julius Caesar die we in het theater in Tbilis zagen? Ik houd heel erg van interpretatie. Als literatuurwetenschapper en lezer leg ik ook betekenis in boeken. Die verschilt soms van wat de schrijver met zijn verhaal bedoelt. Maar dat doet er niet toe. Wat lezen zo rijk maakt, is juist dat je in vrijheid in je verbeelding kunt dwalen. Ieder verhaal is een unieke ontmoeting tussen tekst en lezer. Daarom kunnen sommige boeken bij herlezing ineens een ander gewicht krijgen. Je leven verandert. En je interesse. Daardoor verleg je je focus.’

Kan je een voorbeeld geven?

‘Toen ik als student Reflections of a Kept Ape van Ian Mc Ewan las, over een schrijfster die een relatie krijgt met een aapje, vond ik het vooral een heel wonderlijk verhaal. Maar in de tijd dat ik werkte aan mijn proefschrift Waarom vrouwen van apen houden en het herlas, buitelden de betekenissen over elkaar heen. Terwijl ik het nu als moeder misschien vooral zou opvatten als een verhaal over een onvruchtbare vrouw, die zich voortplant door boeken te schrijven – haar baby’s. Het komt trouwens uit de bundel In Between the Sheets. Die titel alleen al is dubbelzinnig. Er staat zowel tussen de lakens, als tussen het papier.’

Heb je altijd zo gelezen?

‘Dat rijke, dichterlijke lezen, waarbij een grote concentratie en zorgvuldigheid zijn vereist, heb ik geleerd van dichter Wiel Kusters. Die was hoogleraar letterkunde aan de Universiteit Maastricht, waar ik ben gepromoveerd. Als kind las ik al wel heel veel, gewoon omdat ik het heerlijk vond meegezogen te worden in avonturenverhalen. Vooral de reeks De Vijf van Enid Blyton heb ik als zes-, zevenjarige verslonden. Van mijn zakgeld kocht ik er steeds een pocket bij. Ik las ook andere series, zoals Arendsoog en De Kameleon, en Enid Blytons Pitty en De dolle tweeling. Maar De Vijf was favoriet.’

Waarom?

‘Er is een theorie die zegt dat in het kinderboek dat je het meeste bijblijft alle thema’s zitten die later in je leven zullen terugkomen. Of het waar is, weet ik niet. Maar de onderwerpen waar het in De Vijf om draait, spelen in mijn leven inderdaad een belangrijke rol. Het zoeken naar de waarheid, clubvorming in relatie tot individualiteit, mannelijkheid versus vrouwelijkheid – het meisje George dat eigenlijk Georgina heet –, zelfs de verhouding tussen mens en dier, met het hondje Timmy als vijfde groepslid: het zit er allemaal in. Toen ik De Vijf eenmaal had ontdekt, dacht ik: eigenlijk wil ik doen wat Enid Blyton doet: detectives schrijven. Ik begon te oefenen met blind typen. En ik leende Agatha Christie in de bieb. Totdat meneer Halin, mijn basisschoolleraar in de vijfde klas, zei dat als ik schrijver wilde worden, ik betere boeken moest lezen.’

Wat vond je daarvan?

‘Eerst was ik aangeslagen. Mijn ouders komen uit Denemarken, dus die waren niet thuis in Nederlandse kinderboeken. Door mijn tweelingzus en mij lid te maken van de Deense boekenclub probeerden ze ons wel kwaliteit te bieden. Maar veel meer dan Anders AndDonald Duck in het Deens – lazen wij toen niet. En in de bibliotheek, waar onze overbuurvrouw ons mee naartoe nam, zochten we uit wat ons leuk leek. Als kind maak je geen onderscheid tussen literatuur en lectuur. Toch ben ik meneer Halin dankbaar. Door hem leerde ik Thea Beckman en Evert Hartman kennen. Oorlog zonder vrienden bijvoorbeeld, dat vond ik mooi, omdat het over zo’n roemrucht stuk Nederlandse geschiedenis gaat. Bovendien stimuleerde hij mij te schrijven, met als resultaat twee echte boekjes: Waar moet ik heen?, een erg zielig Alleen op de wereld-achtig verhaal dat ik naar Kluitman heb opgestuurd. En De avonturen van Janet, over een ondeugend schoolmeisje, dat Veronica Hazelhoff heeft mogen ontvangen. Ik was geïnspireerd door haar boek Nou Moe!, dat ook over de schoolavonturen van een meisje gaat.’

Welke boeken hebben je daarna gevormd?

‘Lastig. Ik had een enorme leeshonger, slurpte alles op. Tweede helft middelbare school was literatuur vooral een reddingsboei. Mijn ouders hadden huwelijksproblemen. De boeken die ik las waren als vrienden. Ik kon er mijn dromen in kwijt, mijn fantasie. Ze hielpen me mijn emoties te kanaliseren.
Van wie ik zeer onder de indruk was: Fay Weldon, Anne Tyler en Doris Lessing. Die had ik, met nog zeven andere vrouwelijke auteurs, als een soort angry young girl, op mijn leeslijst Engels gezet. Mijn docent vond ze te licht, maar voor mij hebben ze een wereld geopend. En als ik toch een titel moet noemen, dan The Bell Jar van Sylvia Plath. Ik vond dat als negentienjarige, ook vanwege het autobiografische gehalte, zo verdrietig, zo schokkend, hoe die jonge vrouw afglijdt naar een depressie.’

Waaraan moet een boek voor jou voldoen?

‘Het moet een mooi verhaal vertellen, emoties oproepen, maar ook stilistisch en inhoudelijk goed zijn. En een postmodern spel met literatuur spelen, zonder dat je de verhaallijn kwijtraakt. Notes On a Scandal van Zoë Heller, over een verwrongen vrouwenvriendschap, is zo’n roman. Maar het kan net zo goed literaire non-fictie zijn. Momenteel lees ik The Guru Papers van Joel Kramer en Diane Alstad, een analyse van macht en autoriteit. En prachtig is The Journalist and the Murderer van Janet Malcolm, waarin de schrijver ook onderzoeker is en je wordt voortgedreven door de waarheidsvraag, in het besef dat de waarheid veelvormig kan zijn. Eigenlijk precies wat ik zo leuk vond aan De Vijf.’

Stine Jensen

Geboren Hillerød, Denemarken, 1972 | Studeerde literatuurwetenschap en filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen | 2002 Promotie Universiteit van Maastricht, Waarom vrouwen van apen houden | 2002-heden publiciste en (kinderboeken)schrijver van onder meer Dus ik ben, Lieve Stine, weet jij het? (Zilveren Griffel), Het Zussenboek | 2010-heden Programmamaker voor vpro en human | Najaar 2018 verschijning kindernon-fictieboek Vriendschap is alles | stinejensen.nl; lievestine.nl

Wetenschappelijk congres

Stine Jensen was op 13 december 2018 dagvoorzitter bij ons wetenschappelijk congres: Lekker lezen, het belang van leesmotivatie.