Een goede leesomgeving creëren is een belangrijke factor voor een succesvol leesbevorderingsbeleid, en een van de pijlers uit het beleidsplan van Stichting Lezen. Hoe krijgt dat vorm in het voortgezet onderwijs? Fleur Perneel, docente Nederlands op scholengemeenschap De Amersfoortse Berg,vertelt over de lespraktijk in de bovenbouw havo en vwo.
Spotprenten bij Elsschot, foto’s zoeken bij een roman – wie middelbare scholieren met plezier wil laten lezen moet alle registers opentrekken. Fleur Perneel was tweeëntwintig toen ze na haar studie Nederlands, een master literatuur en het behalen van haar onderwijsbevoegdheid, voor het eerst voor de klas stond. Een plezierige uitdaging voor wie van pubers houdt. Nederlands is een veelzijdig vak om te doceren, vindt Perneel. ‘In beginsel is het een vaardigheidsvak. Er gaat veel tijd naar het verwerven van taalvaardigheid, schrijfvaardigheid, en spreekvaardigheid. We werken hier met een blokkensysteem, dat is heel prettig en gestructureerd, je weet waarje naartoe werkt. Voor literatuur blijft in de bovenbouw ongeveer een derde van de uren over, leerlingen in 5 havo-vwo lezen vier boeken per jaar. Voor mij was dat een verrassing: zelf zat ik op een zelfstandig gymnasium waar ik veel meermoest lezen. De leerlingen vinden vier boeken per jaar ruimschootsgenoeg, maar wat mij betreft zou dat op het vwo best wat meer mogen zijn. Maar dat is een schoolkeuze.’
Plotgedreven
Het klassieke probleem is: hoe krijg je leerlingen zover dat ze literatuur leuk gaan vinden? Kinderen komen in de brugklas enthousiast binnen, maar daar komt in de loop van de jaren verandering in, ervaart Perneel. ‘Door tv zijn ze gewend aan spanning en actie, vooral door veel films te kijken – die zijn altijd plotgedreven. Als een boek dat niet is, dan haken veel leerlingen af. Het is een uitdaging om dan het juiste boek aan te raden. Meiden komen zelf vaak aan met literaire thrillers, die vinden ze heerlijk. Willen jongens over drugs lezen,dan raad ik Dagen van gras van Philip Huff aan. Dat is een onderwerp waar ze voor gaan, net als seks. Turks fruit wordt nog steeds vaak gekozen, afgelopen jaar was Niemand in de stad van Philip Huff ook populair. Tijdens het mondeling had ik een jongen die zei: lekker veel seks. Ze zijn heel vrij, ze durven alles tegen me te zeggen. Ook Herman Koch en Ernest van der Kwast worden veel gelezen, en Arjen Lubach natuurlijk. Fijn van Lubach is dat hij een tv-bekendheid is, dat hij het wollige imago van literatuur afstoft. Leerlingen zijn allang blij als ze een boek hebben gevonden dat ze leuk vinden. En als je ze daar eenmaal hebt dan kun je langzaamaan richting Grunberg of Japin gaan werken.’
Pitch je boek
‘Natuurlijk lukt het niet altijd om lezers blij te maken. Dat is jammer. Je hoopt altijd dat jij de docent bent die het leesplezier kan bevorderen, maar er is veel concurrentie. Het hoort nu eenmaal bij puber-zijn dat je veel afleiding hebt, school is een ontmoetingsplaats. Kennis halen is ondergeschikt aan je sociale leven. Soms helpt het om een boek klassikaal te lezen, soms gooi ik het over een andere boeg en laat ik ze creatieve verwerkingsopdrachten doen. Dan krijgen ze een opdracht als: pitch je boek. Bedenk hoe jij dit boek zou verfilmen en wie erin zou moeten spelen. Of ik laat ze tien foto’s zoeken bij het boek. Niet op het niveau van een willekeurige reisfolder bij Zomerhuis met zwembad, de opdracht is om beelden te vinden waar echt over nagedacht is. Je kunt heel leuke dingen terug krijgen. Het afgelopen jaar was er een jongen in 4 havo die weinig met Nederlands heeft, maar heel goed kan tekenen. Hij mocht tekeningen maken bij Kaas van Willem Elsschot. Dat waren echte spotprenten geworden, fantastisch om te zien wat hij met het boek had gedaan.’
Poëzie
Aan het einde van de rit heeft iedere leerling dan twaalf werken gelezen, waaronder een klassikaal behandeld middeleeuws werk, zoals Reinaert de Vos of Karel ende Elegast; een boek van voor 1850, meestal iets uit de Verlichting; en een poëziebundel. Perneel: ‘Poëzie is erg lastig voor ze. Vaak laat ik ze zelf een gedicht uitkiezen en voordragen. Het resultaat is heel divers: soms neemt een leerling Ingmar Heytze mee, dan is het Vasalis. Ik vraag ze ook vaak om een songtekst of gedicht te schrijven in de stijl en met de thematiek van de dichter. Vaak zijn leerlingen verontwaardigd dat ze geen klassieke verwerkingsopdracht krijgen. Als ze een roman hebben gelezen, vinden ze dat ze een samenvatting horen te geven van het verhaal. Ik doe dat expres niet. Je klikt een keer op scholieren.com en je hebt er gelijk drie. Laat ze maar iets doen met het boek.’
Nog net geen Bouquetreeks
Vanzelfsprekend is de schoolcultuur bepalend voor een plezierige werkomgeving. Perneel: ‘Onze sectie Nederlands werkt goed samen. Iedereen heeft andere literatuurvoorkeuren, maar dat mag. Het is een bewuste keuze om niet met een vaste lijst te werken. Persoonlijk vind ik de grote drie wat minder belangrijk, en ben ik groot fan van Grünberg. Een van mijn collega’s houdt van historische romans, die raadt graag Arthur Japin aan. Weer een ander vindt dat nog net geen Bouquetreeks. Je hoort in dat opzicht als docent autonoom te zijn – je moet je eigen passie kunnen overbrengen. De rol van de mediatheek is op de Amersfoortse Berg behoorlijk groot. We hebben een flinke collectie die goed wordt bijgehouden en geactualiseerd. De boeken zijn ingedeeld volgens een puntensysteem. Elk jaar moeten leerlingen een vast aantal punten verzamelen. Wanneer ze moeten gaan kiezen, neem ik ze tijdens de les mee naar de mediatheek, om over boeken te vertellen. Dan kunnen ze ook elkaar boeken aanraden. Sommigen raken beduusd van zo’n grote kast met boeken.’
Gefrustreerde ouders
Opvallend is dat de meeste boeken voor de leeslijst intern worden geleend en niet uit de boekenkast thuis komen. Perneel: ‘Ouders komen hier gefrustreerd op ouderavonden, de meesten lezen zelf veel en graag, hebben thuis een kwaliteitskrant, maar hun kinderen lezen nauwelijks – of alleen op vakantie. Volgens mij is dat van alle tijden. Tijdens de middelbareschoolcarrière schiet het lezen er een beetje bij in. Leerlingen zeggen allemaal: ik heb zo veel andere dingen te doen die leuker zijn. Als ze al voor hun plezier lezen, zijn het vertaalde boeken. Een veelgehoorde klacht is dat Nederlandse literatuur saai is. Ik probeer ze dan te laten ervaren dat een verstild boek ook waarde kan hebben. Dat, wanneer je je niet kunt inleven in de hoofdpersoon, je dan óók een kant van jezelf leert kennen. Ten slotte is dat een belangrijke verdienste van fictie: dat je door lezen jezelf beter leert kennen, en kennismaakt met een wereld die je niet zou kennen als je alleen maar tv keek.’
Verschenen in Lezen 3, 2013, auteur: Annemarie Terhell