Docenten spelen een cruciale rol in de aanpak van kansenongelijkheid. Volgens docent Ismail Aghzanay en
onderwijskundige Sabine Severiens is het belangrijk dat docenten oog hebben voor diversiteit in de klas en aansluiting weten te vinden bij de belevingswereld van het kind.
Ismail Aghzanay, tegenwoordig docent en teamleider op een school voor beroepsonderwijs in de regio Rotterdam, vormt het levende bewijs van hoe groot de impact van leerkrachten op het leven van kinderen kan zijn. ‘Ik was ooit, op de basisschool, zelf zo’n lastige leerling. Ik had geen ouders die mij uit boekjes voorlazen of me op andere manieren konden helpen. Mijn vader en moeder waren beiden analfabeet. Op school merkte ik dat sommige leerlingen wel de aandacht van docenten kregen als zij daar om vroegen, maar ik niet.
Ik voelde me genegeerd, en uitte vervolgens mijn boosheid door op een negatieve manier aandacht te vragen. Daardoor ben ik als onhandelbaar bestempeld en werd ik naar het speciaal onderwijs gestuurd. Dat maakte de situatie er niet beter op. Ik ontwikkelde, zoals veel van mijn huidige leerlingen, een aversie tegen het onderwijs.’
Anno 2021 is de situatie volgens onderwijskundige Sabine Severiens er niet heel veel beter op: ‘Docenten hebben geen duidelijk besef hoe ze met divers samengestelde klassen om moeten gaan. Nu is diversiteit ook wel een breed begrip.
Neem alleen al Rotterdam, waar ik veel onderzoek doe. Hoe ga je bijvoorbeeld om met kinderen uit Delfshaven, een wijk met veel kansarme kinderen en vaak ook een migratieachtergrond? Of Hillegersberg, waar veel expats wonen en meertaligheid de norm is? Beginnende docenten zijn daar niet echt op voorbereid. Dit zorgt ervoor dat ze, wanneer ze terechtkomen op een school met veel diversiteitsvraagstukken, het vaak niet redden en na een paar jaar weer vertrekken. Waardoor vooral scholen met veel kansarme kinderen veel verloop kennen en goede docenten vaak snel kwijtraken.’
Terwijl docenten voor zulke kinderen juist echt het verschil kunnen maken, weet Aghzanay uit eigen ervaring. Met hem is het, weliswaar na een onnodig lang onderwijstraject, wel goed gekomen. ‘Na het mbo wilde ik aanvankelijk naar de theaterschool, omdat ik komiek wilde worden. Maar de proefles tijdens de open dag vond ik een afknapper. Zo’n klassieke theateropleiding met Shakespeare en Hamlet: dat was helemaal niet aan mij besteed. Ik dacht: wat nu? Uit pure ellende heb ik me toen voor de hbo lerarenopleiding aangemeld. Daar kreeg ik te maken met docenten, zoals meneer Verbeek en mijn mentor mevrouw Bento, die wél potentie in me zagen en me stimuleerden om door gaan. Al zei mevrouw Bento, die woorden zal ik nooit vergeten: “Grapjes maken is leuk, maar je moet in de klas niet de joker uithangen.” Tijdens mijn eerste stage viel het kwartje helemaal: opeens zag ik al die kleine Ismails voor me die aandacht nodig hadden. Aandacht die ik zelf als kind had gemist.
Dat ontroerde me echt: nu kon ik als leraar echt iets voor ze betekenen.’ Wat volgens Aghzanay dan ook zou helpen om de kansenongelijkheid in het onderwijs te verbeteren: meer docenten met een migratieachtergrond, met wie kinderen met een vergelijkbare achtergrond zich kunnen identificeren. Op haar beurt pleit Severiens voor een meer positieve benadering van diversiteit in de klas. ‘Diversiteit wordt vaak als probleem beschouwd, in termen van achterstand. Neem bijvoorbeeld tweetaligheid. Kinderen met een migratieachtergrond komen soms pas in aanraking met het Nederlands als ze vier jaar zijn en naar de basisschool gaan. Dat wordt vaak als probleem bestempeld. Terwijl je het ook als iets positiefs kunt zien! Die kinderen spreken al een taal. Dat is ook een kennisbron, zoals het in de vakliteratuur heet. Maak daar gebruik van!
Ook sprookjes en verhalen die ze van huis uit meekrijgen, zijn zulke kennisbronnen die je bij je lessen kunt betrekken. Het gaat erom dat je voortbouwt op reeds bestaande kennis.’ Zo’n manier van lesgeven vereist volgens Severiens inleving in de belevingswereld van kinderen: ook wanneer zij afkomstig zijn uit een andere dan hun eigen cultuur. ‘In de vakliteratuur wordt dit aangeduid met cultureel responsief lesgeven. Helaas wordt hier veel te weinig aandacht aan besteed op de pabo’s: het blijft meestal bij één vak over diversiteit, en dat is het dan.
Begin met leren over andere culturen, over migratie en verschillende religies, zodat je je in de achtergrond en belevingswereld van een kind kunt verplaatsen. Trek diversiteit door in ieder vak. Gaat het bijvoorbeeld over taal, dan kun je daar meertaligheid bij betrekken.
Of als het gaat over rekenen en wiskunde: vaak wordt gedacht dat meisjes daar slechter in zouden zijn. Dat is zo’n aanname waar je meteen een discussie over kunt beginnen: is dat wel zo? Met andere woorden: zet overal je vraagtekens bij.’
‘Helaas’, zegt Severiens er ook bij, ‘is het huidige onderwijssysteem nog te veel ingericht op cijfers en op Cito-scores. Scholen doen daar ook aan mee, omdat ze daarnaar worden beloond. Terwijl zo’n cultureel responsieve manier van lesgeven – zo blijkt uit onderzoek – niet alleen de motivatie en het zelfvertrouwen van leerlingen vergroot, maar, in the end, ook zorgt voor betere leerprestaties.’
‘Docentschap is geen 9 to 5 job’, wil Aghzanay benadrukken. ‘Het is meer dan alleen maar een goede vakdocent zijn. Ik wil kinderen iets meegeven waar ze hun hele leven lang op terug kunnen vallen. Zoals ik me altijd zal herinneren wat mevrouw Bento en meneer Verbeek voor mij hebben betekend. Ik probeer leerlingen het gevoel te geven dat ze mogen zijn wie ze zijn. Ik geef ze veel liefde, maar ik kan ook hard zijn als het nodig is. Kinderen moeten ook leren omgaan met tegenslagen. En die omzetten in kracht.’
Voor Aghzanay betekent goed docentschap echter vooral investeren in de relatie met je leerlingen. ‘Dat bereik je door goed door te vragen, om erachter te komen wie ze echt zijn. Dat betekent afstappen van je eigen vooroordelen. Zodat je je leerlingen het zelfvertrouwen kunt geven, waardoor ze kunnen uitgroeien tot de persoon die ze willen zijn. Maar daar houdt het niet bij op. Door leerlingen zorg en aandacht te geven, investeer je niet alleen in hún toekomst, maar ook in die van daaropvolgende generaties.’
Dit artikel verscheen in Leesmonitor Magazine (2021). (On)gelijke kansen in taal en lezen.