icon home

Rian Visser is de zevende Kinderboekenambassadeur. De benoeming beschouwt deschrijfster als de kroon op al haar inspanningen voor de leesbevordering. De komende twee jaar wil ze het instituut zo zichtbaar mogelijk maken.

Rian met in haar handen de ambtsketting.

Heb je geaarzeld toen je werd gevraagd als Kinderboekenambassadeur?

‘Vanaf het moment dat Jacques Vriens in 2013 de eerste werd, was het mijn grote droom om het zelf te zijn. Drie jaar geleden heb ik Stichting Lezen zelfs gemaild: als er zoiets bestaat als een lijstje kandidaten, mag ik er dan op? Dus toen ik werd gevraagd om te solliciteren, vroeg ik meteen: met hoeveel schrijvers praten jullie? En was ik opgelucht dat ik de enige was. Nu niets verpesten, dacht ik bij mezelf.’

Waarom wilde je het zo graag?

‘Ik doe altijd al veel aan leesbevordering. Maar als Kinderboekenambassadeur heb je de instituties achter je. Sta je ook meer in de spotlights. Dus kun je meer bereiken.’

Wat betekent ‘veel aan leesbevordering doen’?

‘Sinds er bijvoorbeeld digiborden zijn, maak ik digibordlessen. Maar waarom zou ik die alleen gebruiken voor die keren dat ik zelf in scholen ben – hooguit twee keer per week? Door dat via een nieuwsbrief gratis te verspreiden, geef ik leerkrachten handvatten om zelf een les te geven over poëzie schrijven of het maken van een boek. Die nieuwsbrief heeft in al die jaren een vrij groot bereik gekregen: twaalfduizend adressen.’

Hoe is dat zo gekomen?

‘Toen ik net was gedebuteerd, vertelde ik in klassen over mijn boeken. Maar dat werden er steeds meer. Zo werd de les wel erg vol en opsommerig. Het was ook vermoeiend om steeds over mezelf te praten. Het leek me leuker te vertellen over het schrijven en kinderen daarbij te betrekken, door ze te laten klappen op het ritme van een gedicht of zo.

Al doende verzon ik allerlei nieuwe werkvormen. Dat zit gewoon in me, ik kom ook uit een onderwijsnest. En ik vind het leuk die ideeën verder te verspreiden. Dat had ik al toen mijn kinderen jong waren, dat ik zelf spellen bedacht en die verkocht aan [spellenfabrikant, red.] Jumbo.’

Welke nieuwe werkvormen? 

‘Raadgedicht. Door één woord in een gedicht weg te laten, wordt het een puzzel die als vanzelf de drang oproept om iets met de tekst te doen. Een andere werkvorm is Fantasieverhaal: al voorlezend laat ik elementen weg, die kinderen dan tekenend kunnen invullen – zodat er net zoveel verhalen ontstaan als er kinderen in de klas zitten.’

Vind je leesbevordering behalve leuk ook belángrijk?

‘Natuurlijk. Kinderen krijgen veel te weinig ruimte voor creatief schrijven, terwijl het belangrijk is om niet alleen te kunnen spellen en schrijven, maar daarmee ook te ontdekken wie je bent. Ook lezen is daar belangrijk voor. En als kinderen beide doen, stimuleert dat elkaar. Van zelf schrijven wordt lezen leuker, van lezen wordt de drang om te schrijven groter.’

Welke voorganger vond je een inspirerende Kinderboekenambassadeur? 

‘Jacques Vriens, die opiniestukken schreef in de krant en er bij pabo’s op aandrong dat studenten meer zouden moeten lezen. Hij was voor mij het zichtbaarst als Kinderboekenambassadeur. Ik denk dat buiten de bubbel van kinderboekliefhebbers nog te weinig mensen weten dat deze functie bestaat. Deze groep zou ik juist willen bereiken.’

Ligt jouw beleid voor de komende twee jaar in die lijn?

‘Ik wil geen nieuwe initiatieven nemen, er gebeurt overal al ontzettend veel. Ik wil daarom vooral bestaande activiteiten versterken en discussie voeren over het belang van lezen – juist door zo zichtbaar mogelijk te zijn als Kinderboekenambassadeur. Zo wil ik graag de sociale mediakanalen zelf beheren, zodat die persoonlijker worden. Mensen zullen zo een band met de functie kunnen krijgen en ook vaker reageren.’

Wat nog meer?

‘Interviews houden met mensen achter al die initiatieven: van de VoorleesExpress tot BoekStart – om daarover te schrijven op die kanalen. En ook opiniestukken schrijven, bijvoorbeeld om te betogen dat er boetes moeten komen voor volwassenen die niet voorlezen.Als je kinderen niet kleedt en voedt, is dat ook strafbaar. Maar niet voorlezen is net zo’n erge verwaarlozing. Ik méén het niet, dat van die boetes, maar zo lok je wel discussie uit. Ik hoop bij uitstek die volwassenen te bereiken die nog niets met lezen hebben, maar er wel van doordrongen moeten raken dat ook zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben om hun kinderen voor te lezen. Of om de ouders van het buurjongetje te helpen, van wie ze zien dat dat nooit wordt voorgelezen.

Dit artikel verscheen eerder in Lezen 2 2024.