Dat Aimée de Jongh op het idee kwam om de zandstormen uit de Dust Bowl te vangen in een beeldboek, was een optelsom van toevalligheden. Allereerst viel haar oog op een onheilspellende foto uit Colorado, genomen rond 1936, van een desolaat landschap met op de achtergrond een pikzwarte lucht vol gruis. Bij toeval belandde ze enige tijd later in het Centre Pompidou in Parijs tussen de foto’s van Walker Evans, die in de jaren dertig de boerenbevolking op 22 het Amerikaanse platteland heeft vastgelegd. ‘De sfeer was hetzelfde als op die Dust Bowl-foto: hetzelfde verhaal, dezelfde tijd. Ik dacht: dit is te gek! Ik had gelijk de hook voor een verhaal. Als ik een fotograaf in het landschap neerzet, dan kun je samen met hem alles ondergaan.’
Klimaatramp
Soms moeten ideeën een tijdje rijpen, legt ze uit in haar huiskamer in Rotterdam. Ze vertelt hoe ze geïntrigeerd raakte door de Dust Bowl rond Oklahoma, waar zich door al te intensieve landbouw en een lange periode van droogte een klimaatramp voltrok in de jaren dertig van de vorige eeuw. Verwoestende zandstormen teisterden de vlakte, huizen werden bedolven onder het zand. De bewoners vertrokken massaal naar het westen om in Californië hun geluk te beproeven. Het was een bijna apocalyptische periode die werd vastgelegd door fotografen in dienst van de Farm Security Administration (FSA). Het fotoprogramma, dat was bedoeld om de armoede op het platteland te bestrijden door te laten zien wat daar speelde, werd een mijlpaal voor de documentairefotografie.
Kracht en wanhoop
Wat raakt haar zo in de iconische foto’s van Evans? ‘Die portretten zijn zo indringend. Het zijn arme boeren met van die grote handen, heel gespierd, met afhangende schouders. Je ziet de radeloosheid in hun ogen: de oogst was mislukt, ze hadden geen geld, geen eten, geen water. De combinatie van kracht en wanhoop zie je terug in hun lichaamshouding.’ Op zoek naar tekenen van die tijd, vroeg De Jongh een reissubsidie aan en vertrok ze naar Oklahoma City. Per auto trok ze naar het westen, in het spoor van de FSA-fotografen. ‘Het ziet er nog best hetzelfde uit als toen,’ vertelt ze. ‘Eén grote woestijn: heel droog en leeg. Er zijn veel tumble weeds, van die graspollen die zomaar over je auto springen. Onderweg zagen we allerlei dieren, zoals de gaffelbok. Dat is een van de snelste zoogdieren op aarde, hij leeft alleen in
Oklahoma en de Great Plains. Die moest in het boek, zoiets kun je niet verzinnen.’
Worstelingen met beeld
Tijdens haar reis sprak ze met allerlei mensen over de Dust Bowl. ‘Het was moeilijk om ooggetuigen te vinden, maar ik had het geluk dat ik een documentairemaakster ontmoette, die veel interviews had gedaan met mensen uit die regio. Ik mocht al het ruwe materiaal dat zij nog had, bekijken. Dat was fantastisch.’ Zo kreeg haar verhaal van de jonge fotograaf John Clark, die in opdracht van de overheid naar het westen wordt gestuurd en daar veel ellende, maar ook zichzelf tegenkomt, steeds meer vorm. Clark doet verslag van het leven van de boerenfamilies en worstelt daarbij met de grenzen van zijn fotografi sche kunnen. Lukt het hem om de intensiteit van de zandstormen te vangen met zo weinig licht? Is hij wel een echte fotograaf als hij zoveel regisseert? De Jongh: ‘Die vraag begint al voorin het boek, als hij een foto van zijn eigen vader te zien krijgt. Die poseert daarop met een glimlach en dat frustreert Clark. Een foto kan een deel van de waarheid laten zien, maar laat ook heel veel weg, beseft hij.’
Emoties
Zo werd Dagen van zand een onderzoek naar beeld en beeldvorming in allerlei facetten. Elk hoofdstuk begint met een foto uit het FSA-archief, daarna zoomen de tekeningen in op de omgeving: wegspringende konijnen, lange rijen voor de gaarkeukens in New York, zandheuvels en prikkeldraad in de woestijn. De Jongh tekent fotografisch, met veel oog voor compositie en sfeer. ‘Feitelijk doe je dat altijd bij strips. Je vertelt een verhaal via verschillende plaatjes, er zit beweging in. Bij iedere nieuwe scène bedenk je: hoe ga ik deze persoon filmen, in welke hoek ga ik staan, hoeveel afstand neem ik?
Signeersessies
Boven op haar werkkamer laat De Jongh zien hoe ze werkt. ‘Ik begin met het schetsen van heel kleine plaatjes van de paginaopzet van het boek. Daarna ontstaat het verhaal al tekenend.’ Het tekenwerk doet ze op de computer. Laag voor laag bouwt ze haar beeld op in Photoshop. ‘Het zand en de stormen moesten diepte krijgen. Het duurde heel lang voor ik dat voor elkaar kreeg. Ik werk digitaal, maar eigenlijk is het nog steeds handwerk. Ik gebruik de kennis die ik heb van het schilderen en tekenen.’ Drie jaar lang werkte ze aan het boek. Dat kon alleen omdat ze een uitgever in Brussel vond en het boek in verschillende talen tegelijk verscheen. ‘De voorschotten in Frankrijk zijn veel ruimer. In het Franse taalgebied zijn strips goed voor veertig procent van de boekomzet. Het genre is daar echt groot. Toen het boek was verschenen, ben ik maandenlang elk weekend op signeersessie geweest in België en Frankrijk.’
Symboliek
Binnenkort verschijnt er ook een beeldverhaal van haar hand in 3PAK, het geschenk van de Boekenweek van Jongeren. ‘Vroeg donker’ is een ingetogen verhaal in zwart-wit over twee zestienjarigen die een boswandeling maken. Onderweg blijkt dat een van hen per ongeluk een naaktfi lmpje van zichzelf heeft rondgestuurd en nu al maanden thuiszit, bang om weer naar school te gaan. ‘Toen ik deze opdracht kreeg, dacht ik: het gevaar van strips is dat jongeren aan de Donald Duck denken en verzuchten: o, dat is kinderachtig. Daarom heb ik bewust gekozen voor een verhaal dat de diepte in gaat, om te laten zien wat je allemaal in een graphic novel kunt doen. Er zit heel veel symboliek in dit verhaal. Tijdens de scholenbezoeken gaan we het daarover hebben. Ik ben heel benieuwd hoe het zal gaan. Of jongeren dat eruit halen, en wat ze van het verhaal vinden.’
Aimée de Jongh (Waalwijk, 1988) studeerde Animatie aan de Willem de Kooning Academie en vestigde zich na haar afstuderen als freelance illustrator. Ze deed allerhande teken- en animatieopdrachten voor bedrijven, kranten, tijdschriften en educatieve uitgevers. Van 2011 tot 2017 publiceerde ze dagelijks de strip Snippers in dagblad Metro; in 2014 debuteerde ze als graphic novelist met De terugkeer van de wespendief, het verhaal van een jonge boekhandelaar die achtervolgd wordt door een pestincident uit zijn jeugd. Stanley Kolk bewerkte dit verhaal in 2017 voor televisie.
Dit artikel verscheen in Lezen 3, 2021