In december wordt de Theo Thijssen-prijs uitgereikt aan Daan Remmerts de Vries (1962). Hij ontvangt de driejaarlijkse prijs voor kinderboekenschrijvers (zestigduizend euro) voor zijn oeuvre dat meer dan zestig boeken omvat.
Ergens in 1989 wist Daan Remmerts de Vries dat het niks meer ging worden met zijn gedroomde carrière als popmuzikant. Zijn rondgang langs tachtig Britse platenmaatschappijen had helemaal niets opgeleverd. Hij was 27 jaar oud en voelde zich mislukt. Totdat hij bij thuiskomst een briefje tussen de post vond: de verhalen over zijn katten Zippy en Slos, die hij, voorzien van linoleumsneden, voor zijn vertrek naar Londen naar uitgeverij Altamira had opgestuurd, gingen uitgegeven worden.
Nu is hij een bekroond schrijver en illustrator. ‘Zijn boeken gaan diep en voelen licht, ze zijn actueel en hebben een universele kracht,’ schrijft de jury van de Theo Thijssen-prijs. ‘Remmerts de Vries levert al een oeuvre lang een unieke bijdrage aan de Nederlandse jeugdliteratuur.’
‘Hij is een groot pleitbezorger van de eigenheid van ieder kind,’ licht De Schoolschrijver-directeur Annemiek Neefjes zijn uniciteit toe in haar rol als juryvoorzitter. ‘Hij geeft het ándere kind, met zijn dwarsigheid en soms onaangepastheid, de ruimte. Een prachtige figuur als Robbie Nathan in Godje bestaat in geen enkel ander jeugdboek: volstrekt authentiek in zijn rottige gedrag en juist daarom zo innemend. Het is een enorme opsteker voor kinderen dat ze niet op de rest hoeven te lijken, zich niet aan een groep hoeven te conformeren. Het is óók een opsteker dat fantasie de plek is waar je misschien nog wel het meest jezelf kunt zijn, als vrije ruimte waar alles gedacht mag worden. Robbie Nathan denkt zijn moeder weg en dat hij dat zomaar kan doen, geeft hem een groot gevoel van vrijheid.’
Godje (2002) werd bekroond met een Gouden Griffel en is ontegenzeggelijk Remmerts de Vries’ doorbraakboek. Jacques Dohmen, zijn toenmalige redacteur bij Querido, weet nog goed dat het manuscript op zijn bureau belandde. ‘Ik kende Daan al als illustrator. Via Ted van Lieshout was hij met hun gemeenschappelijke prentenboek Mijn tuin, mijn tuin bij Querido terechtgekomen. Daans kleurrijke illustraties waren anders, prettig anders, en daar waren wij altijd voor. Daarop volgde Blote Beer, een hilarisch prentenboek dat uit puur plezier is ontstaan en zijn verteltalent bevestigde. Oorspronkelijk had het boek geen tekst. Ik vond dat het dat niet nodig had: het verhaal over een beer die na zijn zwemavontuur zijn op de oever neergelegde vacht kwijt is, kan je heel goed in de tekeningen lezen. En toen kwam dus Godje. Ik was meteen onder de indruk: de schrijver bleek net zo origineel te zijn als de illustrator.’
Een verhalenbron
Toch won Remmerts de Vries, die de lerarenopleiding tekenen en handvaardigheid aan De Witte Lelie in Amsterdam volgde, vooral schrijversprijzen. De enige prijs die hij voor zijn illustraties kreeg was een Vlag en Wimpel voor Mijn tuin, mijn tuin (1996). Joukje Akveld, journalist, kinderboekenschrijver en penvriend van Remmerts de Vries, herinnert zich dat nog goed. ‘Ik was student Nederlands in Utrecht en werkte in de kinderboekwinkel. Ik zie het nog staan op het plankje bekroonde boeken. Het was mijn eerste kennismaking met Daans werk: een prentenboek dat opviel door zijn collagetechniek. Dat hij door jury’s meer wordt gezien als schrijver dan als illustrator, is op een bepaalde manier wrang: als hij de kans kreeg, zou hij alleen nog maar schilderen. Daan is als Jan Wolkers die zijn geld verdiende met boeken, maar die zichzelf liever als kunstenaar bestempelde dan als schrijver. Hoewel, die vergelijking gaat niet helemaal op. In Daan zit een bron waaruit verhalen blijven opborrelen die zich willen laten vastleggen in taal. Die verhalen zet hij met een grote gedrevenheid op papier, hij is óók een woordenman.’
Volgens Dohmen uit Remmerts de Vries’ creativiteit zich op vele manieren: ‘Ik zou niet durven zeggen dat hij vooral, of in de eerste plaats schrijver is. Maar ik geloof ook niet dat zijn schrijverschap is voortgekomen uit zijn figuratieve werk, of alleen in dienst daarvan bestaat. Zeker niet. Wat dat betreft hoort hij thuis in het rijtje van zijn illustere voorgangers Wim Hofman en Joke van Leeuwen. Ik herinner mij hoe ik op een avond samen met Ted van Lieshout en Philip Hopman te gast was bij Daan: wij aten in zijn grote atelierkamer. Hij liet ons toen muziek horen, filmpjes zien, en veel vrij werk. Buitengekomen hebben Ted, Philip en ik nog een tijd lopen napraten, zéér onder de indruk van dit allround kunstenaarschap. Daan was toen materiaal aan het verzamelen voor de overzichtstentoonstelling van zijn beeldend werk in Museum de Buitenplaats in Eelde, die al even indrukwekkend was.’
Bij die tentoonstelling verscheen de vuistdikke catalogus Liefde, je kunt me vinden bij de rivier (2019). Neefjes vertelt hoezeer dit boek haar verraste: ‘Alleen al vanwege de titel wil je het hebben. Het is mooi uitgegeven en bevat schilderijen, tekeningen, lino’s, collages en aquarellen uit de afgelopen dertig jaar, vergezeld van literaire bijschriften of verhalen in een notendop. Zonder die teksten zou het boek incompleet zijn geweest. In het nawoord zegt Remmerts de Vries: “De blik waarmee de ander, na mijn werk te hebben gezien, nog even naar de directe omgeving kijkt, is waar het mij om te doen is. Een duw, een tijdelijke verandering in wat de toeschouwer van nature ervaart – dat is wat kunst kan bereiken.”
Akveld: ‘In Tekenaars, waarin ik kinderboekenillustratoren portretteer, zegt Daan iets soortgelijks: “Iedere kunstuiting is een poging tot communicatie, een manier om iets van jezelf met mensen te delen.” Dat geldt nog steeds voor Daan. Zijn ideeën vormgeven in tekst of beeld of met foto’s of muziek, dat is denk ik wat hem drijft. Gezien worden, niet onopgemerkt blijven.’
Liefde voor de natuur
Door haar interviews met Remmerts de Vries voor Tekenaars leerde Akveld hem beter kennen: ‘Er ontstond een vriendschap die zich intensiveerde toen ik reizen naar Afrika begon te maken. Daan was een van degenen die me het trouwst schreef. Hij heeft vroeger ook veel gereisd en houdt net zo van de natuur en dieren als ik, wat maakt dat we elkaar veel te vertellen hebben. Die natuurliefde zit diep: als tiener wilde hij zijn verdere leven wijden aan dieren; zijn kennis van de natuur is indrukwekkend. Vogels hebben zijn speciale interesse. En zijn ontmoetingen met otters en tijgers decennia geleden staan in zijn geheugen gegrift – hij kan erover vertellen alsof hij ze gisteren zag. Ze keren terug in zijn werk, zoals in Otter en Dodo en Tijgereiland.
Maar ook in Jungleboek dat niemand anders dan Daan had kunnen bewerken: hij heeft verschillende keren door India gereisd en weet ongelooflijk veel over de natuur daar. Hij schreef een swingend, inhoudelijk ijzersterk en stilistisch rimpelloos verhaal. In 2020 publiceerde hij trouwens ook Prinses Nola en haar waardeloze prins, Helden, een bewerking van Griekse mythen geïllustreerd door Sebastiaan Van Doninck, en het prentenboek Dokter Vos waarvoor hij zowel tekst als tekeningen verzorgde. Vier boeken in een jaar waarvan drie van aanzienlijke lengte en allemaal van een bovengemiddeld niveau. Als je dat kunt ben je een héél goede schrijver.’
Dohmen: ‘Zijn liefde voor de natuur, zijn bezorgdheid over de onachtzaamheid waarmee mensen leven en elkaar behandelen vind je telkens terug in zijn werk. Ook in zijn prentenboeken waarin hij de filosofische kant van zijn denkwereld niet schuwt, zoals het prentenboek Voordat jij er was, waarin hij het scheppingsverhaal naar zijn hand zet en dat Philip Hopman illustreerde, een hoogtepunt in zijn werk. Dat bezig zijn met het bijna onzegbare vind je zelfs in de – misschien wat minder literaire – boeken over Bernie King, die naar fantasy neigen. Zijn oeuvre is heel consistent.’
Ideeënrijkdom en diversiteit zijn volgens Akveld karakteristiek voor zijn schrijverschap: ‘Daan kan schrijven over dino’s, Griekse helden, mislukte prinsen, kabouters met merkwaardige neuzen, kinderen die zich ongezien voelen, tieners met onbeantwoorde verliefdheden, sluwe vossen en onhebbelijke cyclopen, het komt allemaal uit dat ene hoofd. Qua hoeveelheid genres en vertelvormen die hij heeft verkend, wordt hij misschien alleen geëvenaard door Edward van de Vendel.’ Maar, zegt Neefjes, wat hij ook maakt, ‘het is altijd onmiskenbaar van zijn hand. Het pleidooi voor eigenheid en vrijheid vormt steeds de kern.’ Akveld: ‘Eigenzinnigheid is wat hem typeert. Daan waait niet met de mode mee, hij volgt zijn eigen onverstoorbare pad.’
‘Dat is ook de drijfveer van zijn personages’, aldus Neefjes. ‘Ze zijn op zoek naar wie ze zijn. Naar de “ik” zonder omhaal. In Godje gaat de ongepolijste en pure Robbie Nathan – mijn lievelingspersonage – dwars door zijn wangedrag heen op zoek naar dingen die “echt” zijn. In Geest ontdekt tiener Jochem hoe sociale media hem hebben laten afdrijven van de werkelijkheid én van zichzelf. Tegen het einde zegt een vriendin over sociale media: “Maar je moet er wel aan meedoen… Als een soort bewijs, voor jezelf, misschien. Het bewijs dat je een fantastisch leven hebt en er helemaal bijhoort…” Waarop Jochem zegt: “Maar het hoeft dus niet”.’ ‘De personages in Daans werk zijn geen feestnummers die in het middelpunt staan,’ zegt Akveld. ‘Liever schrijft hij over buitenstaanders die het leven beschouwen vanaf de zijlijn en er in hun verbeelding hele werelden bij fantaseren.’
De wereld herscheppen
Dat geloof in fantasie is cruciaal voor Remmerts de Vries. ‘Dromen zijn belangrijk. Ze veranderen de wereld,’ schrijft hij in Droomkonijn (2009) waarin een uil op een konijn verliefd wordt. Het herscheppen van de werkelijkheid, daar draait zijn kunstenaarschap om. Ieder boek is daarom een nieuw experiment voor Remmerts de Vries. ‘Ik wil anderen en mezelf blijven verrassen,’ luidt zijn motto. Daarin slaagt hij absoluut, vindt Akveld: ‘Hij is nieuwsgierig en verzint elke keer nieuwe dingen. Voor Stimmy of het oerwoud in de stad, het Prentenboek van de Kinderboekenweek 2010 dat hij met Philip Hopman maakte, legde Philip met zijn illustraties de basis waarna Daan in zijn tekeningen verderging. Zulke verkenningen typeren hem, hij houdt ervan de grenzen van het genre op te rekken. Of nee, dat zeg ik niet goed: voor Daan bestaan er geen grenzen.
Enkele favorieten uitgelicht
In het magisch realistische tweeluik De Noordenwindheks (2004, 9+) doorstaan twee kinderen hun ziekte dankzij hun verbeeldingskracht. Joukje Akveld: ‘De kwetsbaarheid van Rifka en Mori vind ik ongelooflijk knap getroffen. Twee kinderen overgeleverd aan de zorg van ziekenhuispersoneel zonder dat ze werkelijk begrijpen wat er met hen aan de hand is. En tegelijk zijn ze zo dapper en liefdevol naar elkaar toe. Wat mij betreft had dit boek destijds de Gouden Griffel moeten winnen.’
Godje (2002, 10+) gaat over een pesterig jongetje dat groots en meeslepend probeert te leven op een Vinexlocatie. Jacques Dohmen: ‘Wat een krachttoer om een onsympathieke hoofdfiguur neer te zetten aan wie je als lezer toch gehecht raakt. En dan die buitengewoon authentieke stem. Zo práát een jongetje dat kinderlijk is en vol met fantasieën zit, vol eigendunk ook en verborgen angsten, en dat tegelijkertijd opeens kan verrassen met grote wijsheid. Voor zover ik kan overzien is Godje een absoluut hoogtepunt in zijn oeuvre.’
In Soms laat ik je even achter (2014, 4+) overwint een kleutermeisje haar verlatingsangst door een fantasiespel met haar beer die ze achterlaat in een bos. Annemiek Neefjes: ‘De Theo Thijssen-prijs is een literaire oeuvreprijs, maar wat een geluk dat de prijs toegekend kan worden aan een auteur die ook nog eens een begenadigd beeldend kunstenaar is. In dit prentenboek werken schrijver en kunstenaar optimaal samen. De tekst vertelt het verhaal van het meisje; het verhaal van de beer “lees” je in de liefdevolle platen (collages van gedessineerd papier, verf en stift). De vertelling heeft een duister randje, want laat het meisje beer niet expres achter, zodat samen zijn daarna extra goed voelt? Dit rijke en gelaagde boek kreeg terecht een Zilveren Griffel.’
De boeken van Daan Remmerts de Vries verschijnen bij Gottmer, Hoogland & Van Klaveren, Querido en Volt.