Veel aandacht voor creatief schrijven is er niet in de bovenbouw van het middelbaar onderwijs. En dat gaat ten koste van het schrijf- en leesplezier, signaleerde lerarenopleider Anouk ten Peze toen ze zelf nog voor de klas stond. Ze besloot te promoveren en te onderzoeken wat er gebeurt als je leerlingen wél creatief schrijven onderwijst. Verbetert dan hun tekstkwaliteit? En ook hun motivatie?
Schrijfonderwijs is een van de leukste onderdelen van het vak Nederlands: het is intensief om te geven, maar door wat leerlingen schrijven, leer je iets over hen – het geeft je een inkijkje in hun gedachte- en gevoelswereld. Ik ben zelf een enorme lezer: ik houd van gedichten, romans, krantenartikelen – maar dus ook van teksten van leerlingen.’
Anouk ten Peze (1974) weet waarover ze spreekt. Voordat ze anderhalf jaar geleden lerarenopleider Nederlands op de Hogeschool van Amsterdam werd, gaf ze ruim twintig jaar les in het voortgezet onderwijs. Op een gegeven moment merkte ze – samen met haar vakcollega’s – dat leerlingen hun enthousiasme voor het schrijven kwijt waren geraakt. En dat ze er ook niet goed in waren. Dat gold vooral voor de bovenbouw: ‘Dan hebben we het over zo’n vijftien jaar geleden,’ vertelt Ten Peze. ‘Ik gaf toen les op het Montessori Lyceum in Amsterdam. In de onderbouw, waar we relatief veel creatieve schrijfopdrachten gaven, vonden leerlingen schrijven best leuk en zaten ze op niveau.
Maar in de bovenbouw, waar we weinig aan creatief schrijven deden omdat het niet in het curriculum zat, veranderde dat dus. Dat verschil liet mij niet meer los. Toen zo’n negen jaar geleden de mogelijkheid zich voordeed, heb ik bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek een promotievoorstel ingediend.’
Creatief schrijven zit nog steeds niet in het curriculum. Is dat ooit anders geweest?
‘Of het vóór het invoeren van de tweede fase eind jaren negentig deel uitmaakte van het curriculum, en in hoeverre het terugkwam in de dagelijkse lespraktijk, durf ik niet te zeggen. Maar feit is wel dat er toen nog een centraal schriftelijk eindexamen schrijfvaardigheid was waarbij je óók een opstel mocht schrijven. In de tweede fase is dat eruit gehaald en verplaatst naar het schoolexamen. In de eindtermen zijn ook geen doelen geformuleerd ten aanzien van creatief schrijven. Alles draait tegenwoordig om het kunnen schrijven van een betoog of beschouwing. Er wordt met schrijven meestal volgens heel vaste structuren geoefend: schrijf een pakkend begin, maak dan een bruggetje naar het onderwerp, formuleer een standpunt en dan argument één, twee, drie enzovoorts…
We leren leerlingen teksten te schrijven als een soort invulformulier. Natuurlijk vinden ze dat niet leuk om te doen. En natuurlijk levert dat supersaaie teksten op.’
Waarom is het zo belangrijk dat leerlingen naast zakelijke teksten ook creatieve teksten leren schrijven?
‘We moeten leerlingen weer laten ervaren dat je plezier in taal kunt beleven. Het is een misvatting dat jongeren geen verbeeldingskracht meer zouden hebben en niet van verhalen houden: zegamen, ze kijken series, films… Maar door de manier waarop ze Nederlands
krijgen onderwezen, leren ze niet meer hoe leuk het is om vanuit je verbeelding met taal nieuwe werelden te scheppen. Dat mentale plezier vind ik heel belangrijk. Daarnaast, de maatschappij vraagt steeds meer om creatieve denkers, om mensen die met innovatieve oplossingen komen. Als je aan die eis tegemoet wilt komen, zul je jonge mensen wel moeten trainen in creatief denken.’
Creatief denken klinkt breed, wat versta je daar eigenlijk onder?
‘Iets is creatief als het origineel is en bij de situatie past. Een architect kan bijvoorbeeld een origineel schoolgebouw ontwerpen, maar als er geen klassen van dertig leerlingen in passen, is het niet geslaagd. Hetzelfde geldt voor een tekst: als leerlingen een kort verhaal moeten schrijven, moet het niet alleen origineel zijn, maar ook een kort ver haal. Daarbij kan de creativiteit enerzijds tot uiting komen via de inhoud – waarbij ze een beroep op hun verbeeldingskracht moeten doen – en anderzijds via de vorm, de structuur en het taalgebruik. Zakelijke teksten kun je trouwens ook creatief vormgeven, door bijvoorbeeld beeldspraak te gebruiken, of een spannende opening te schrijven.
En creativiteit kan je dus trainen?
‘Het berust op een misverstand dat je of creatief bent, of niet. In mijn proefschrift verwijs ik naar een door de wetenschap gehanteerde schaal die van minimaal, via een beetje, tot professioneel en tot slot tot uiterst creatief gaat. Dat je op allerlei niveaus creatief kunt zijn, is belangrijk om leerlingen bij te brengen. Net als wiskunde, kun je creativiteit oefenen en er beter in worden, bijvoorbeeld door leerlingen divergent te leren denken, door ze te leren ideeën te genereren. Daarbij moet je die divergente denkopdracht natuurlijk wel afstemmen op de taak.’
Hoe ben je in je onderzoek te werk gegaan?
‘Eerst heb ik een studie gedaan om inzicht te krijgen in wat het verschil is tussen zakelijk en creatief schrijven: in hoeverre verschillen de argumentatieve en creatieve schrijfprocessen van elkaar, en in hoeverre komen ze overeen? Daartoe hebben we twintig bovenbouwleerlingen uit de vierde en vijfde klas havo en vwo na schooltijd vier zakelijke en vier creatieve teksten laten schrijven. De tekstkwaliteit heb ik laten beoordelen door verschillende leraren Nederlands, en de schrijfprocessen heb ik vastgelegd met het registratieprogramma Inputlog. Daaruit bleek dat leerlingen veel sneller schrijven en veel minder reviseren als ze creatief schrijven; daarnaast werden de teksten langer. Anders gezegd: als ze creatief schrijven, schrijven ze in een flow. Wat er bovendien uitkwam: leerlingen die zichzelf creatief vinden én die schrijven leuk vinden, schrijven betere teksten en vooral betere creatieve teksten. Deze uitkomsten heb ik gebruikt voor mijn vervolgstudie, waarbij twee middelbareschoolklassen een cursus korte verhalen schrijven kregen en twee klassen een cursus zakelijk schrijven van elk zes lessen, waarna ze de cursussen nog een keer in omgedraaide volgorde kregen aangeboden.’
En de tekstkwaliteit was na de serie creatieve schrijflessen meer verbeterd dan na de serie zakelijke?
‘Dat zou een te makkelijke conclusie zijn. Na het eerste deel gingen de leerlingen na de cursus korte verhalen inderdaad betere verhalen schrijven. Maar na het omdraaien van de lessenseries, konden we die verbetering van de creatieve tekstkwaliteit niet vinden. Best gek, want de klassen hadden precies dezelfde cursussen gehad. Wat in ieder geval wel duidelijk naar voren kwam, is dat de zakelijke teksten beter werden als leerlingen eerst creatief schrijven hadden gevolgd, terwijl de klassen die met de zakelijke lessenserie begonnen waren, daarin niet vooruitgingen. Dus als je beide cursussen zou willen geven op school, kan je het beste beginnen met creatief schrijven. Heel opvallend was ook dat leerlingen die zichzelf creatief vinden en positief tegenover schrijven staan, duidelijk beter werden in hun schrijven. Er valt dus winst te behalen als je aan het creatieve zelfbeeld en de schrijfmotivatie van leerlingen werkt.’
Maar hoe doe je dat in de praktijk?
‘De kunst is om niemand te verliezen. Wij zijn daarom begonnen met een metacognitieve les waarin we met leerlingen praatten over vragen als: wat is creativiteit eigenlijk, vind je jezelf creatief en denk je dat je dit kunt leren? Het is goed om zo’n les af te sluiten met een divergente denkopdracht. Zo leer je leerlingen te associëren, verbinden en fantaseren. Bijvoorbeeld, welke concepten kan je verzinnen die in het verlengde van het woord appel liggen? Daarna kan je dan beginnen met divergent denken voor de daadwerkelijke schrijfopdracht.
Wat ik tijdens mijn onderzoek echt leuk vond om te ervaren, is dat de meeste leerlingen enthousiast meedoen. Soms kon je tijdens het schrijven een speld horen vallen. Dat had ik in eerste instantie niet verwacht. Natuurlijk is er altijd wel een enkeling die vastloopt – toch bleek uit de vragenlijst die ze na afloop hebben ingevuld, dat zelfs degenen die er aanvankelijk geen gat in zagen, positiever tegenover creatief schrijven stonden dan voor de lessenseries. Wat ze vaak fijn vinden, is de vrijheid die het ze geeft. Ze kunnen gewoon lekker schrijven, zonder dat de tekst direct goed of fout is.’
Je sluit je onderzoek af met een meta-analyse van dertien studies, waaruit blijkt dat de tekstkwaliteit verbetert als leerlingen fictieve teksten krijgen voorgeschoteld. Is meer aandacht voor creatief schrijven dan niet dé manier om het leesniveau op te krikken?
‘[lachend] Dé manier weet ik niet, maar creatief schrijven kan zeker op een positieve manier aan het leesniveau en -plezier bijdragen. Hoogleraar Taal & Communicatie Huub van den Bergh en gerenommeerd vakdidacticus Tanja Janssen [assistent professor aan de Universiteit Amsterdam, red.] hebben indertijd onderzoek gedaan waarbij ze leerlingen een creatieve tekst lieten schrijven voorafgaand aan het lezen van een literaire tekst. Die leerlingen toonden meer verhaalwaardering en verhaalbegrip en ze lazen met meer emotionele betrokkenheid dan degenen die niet eerst een eigen verhaal hadden geschreven. Maar je kunt het ook omdraaien: dat je literaire teksten of korte verhalen als voorbeeld aanbiedt, en leerlingen daarna een creatieve tekst laat schrijven. Er is nog meer onderzoek nodig, maar het lijkt erop dat betere schrijvers betere lezers worden, en vice versa. Daarom pleit ik voor integratie van alle verschillende onderdelen van Nederlands. Het vak is nu behoorlijk opgeknipt en dat is heel jammer: uiteindelijk zijn schrijven, lezen en vertellen niet los van elkaar te zien. Nu de eindtermen worden herzien, verwacht ik overigens wel dat die fragmentatie eraf zal gaan. Creatief schrijven kan daarin een hele relevante, verbindende rol spelen.’
Dit artikel verscheen eerder in Lezen 2 2024.