MISSIE – Dit najaar reisde de bevlogen Britse leesbevorderaar Aidan Chambers langs drie Nederlandse pabo’s voor een serie lezingen en workshops. Zijn pabotour startte op de Fontys Hogeschool Kind & Educatie in Veghel, waar hij de noodzaak van goed leesonderwijs benadrukte en de alarmklok luidde. ‘Wie niet goed kan lezen en schrijven, blijft een derderangsburger.’
Aidan Chambers is een goeroe in leesbevorderingsland. Overal waar hij komt, scharen bewonderaars zich in de rij voor een handdruk en een handtekening. Hij nadert de 81 jaar, maar de vlam waarmee Chambers zijn gedachtengoed uitdraagt, brandt onverminderd. Kinderen gaan hem aan het hart, en ze hebben recht op leestijd, zodat ze kritische, reflecterende mensen kunnen worden. Hij kan het niet vaak genoeg blijven herhalen.
Bij de pabo-studenten die, naast veel andere geïnteresseerden, vandaag zijn publiek vormen, is Chambers duidelijk minder bekend, maar hij wint hen voor zich met de stelling: ‘Het beroep van leraar is het enige respectabele, waarachtige beroep dat er is.’ Toch gaat er een vinger de lucht in: waar blijven bibliothecarissen dan? Chambers: ‘Hen beschouw ik natuurlijk ook als onderdeel van het lesgevende segment.’
Aura’s bestaan
Lezen is een uitermate complex proces waarin verschillende vaardigheden samenkomen, zet Chambers in zijn lezing uiteen. De mensheid heeft er bijna zestigduizend jaar over gedaan om het schrift te ontwikkelen, kinderen moeten dat proces in een paar jaar doormaken. Dat vraagt samenwerking van verschillende hersengebieden. ‘Aura’s bestaan. Het zijn de energiewolken die boven je hoofd verschijnen wanneer je ingespannen leest. En dan heb ik het niet over lezen als tijdverdrijf, maar over het concentreren op complexere literatuur.’
Chambers somt de randvoorwaarden op die nodig zijn om kinderen daarin op weg te helpen: er moeten boeken zijn, veel boeken zodat ze vrij zijn om te kiezen, er moet rust zijn en vooral: genoeg tijd. Met minder dan een halfuur per dag kom je er niet. ‘Als je je langer op een tekst concentreert, komt het brein echt in actie en wordt het een zelfbelonend proces. Je wil meer! We reageren op een goede leeservaring zoals op alle positieve stimuli. Je wilt het nog eens beleven en je vrienden erover vertellen.’
Immigranten
Om zover te komen vergt inspanning, maar de opbrengst is groot. ‘Lezen stimuleert de verbeelding, het is een spel waarin je verschillende oplossingen krijgt aangeboden voor problemen voordat je ze in het echte leven tegenkomt.’ Kortom, wie leest maakt een persoonlijke groei door. En niet te vergeten: het maakt je een eersteklasburger.
‘Zonder lezen, schrijven en communiceren red je het niet in deze hoogontwikkelde maatschappij. Je ziet het aan immigranten. Hoogopgeleid of niet, zolang ze de taal niet machtig zijn, krijgen ze alleen de beroerde baantjes.’
Smileys
Herlezen en praten over hetgeen je gelezen hebt, is cruciaal, weet Chambers. ‘Dat is het moment waarop het allemaal gebeurt.’ Na de pauze demonstreert hij hoe je zo’n klassikaal groepsgesprek kunt aanpakken met een workshop rond Het ding en ik van Shaun Tan; een betoverend, gelaagd prentenboek. ‘We stappen in en uit het spel. Jullie zijn de leerlingen, ik ben de leerkracht.’ Chambers tekent vier symbolen op de flipover: een blije smiley, een verdrietig gezichtje, een vraagteken en een puzzelstukje. ‘Jullie zeggen om de beurt het belangrijkste woord dat in je opkomt. Woorden, geen zinnen. En je mag ze niet verklaren, eerst schrijven we alleen op. Je krijgt een minuut voor overleg met je buurman.’
Direct verandert de ruimte in een zoemende bijenkorf. ‘Stop!’ roept Chambers. ‘Even uit het spel. Dit wilde ik even laten zien: zodra je de mogelijkheid biedt begint iedereen te praten en houdt niet meer op. Dat is goed! Nu hebben we weer rust nodig: iedereen moet elkaar kunnen verstaan. Wat viel je op aan dit boek?’ De lijst woorden op de flipover groeit: vreemd, onvoorspelbaar, fascinerend, grapjes, verrassend. Iemand kan niet op het Engelse woord komen voor ‘zorgen voor’. ‘Helpen mag,’ zegt Chambers. ‘Maar laat het over aan de leerlingen. Het is belangrijk dat de hulp uit de groep komt, dat je als leerkracht niks gaat invullen. Neem nooit zelfvertrouwen weg.’
Patronen
Als de ‘puzzles’ (vraagtekens) en ‘patterns’ (puzzelstukjes) aan bod komen, waarin de vragen die het prentenboek oproept worden benoemd en zaken met elkaar worden verbonden, wordt het lastiger. Wie ziet patronen? De discussie loopt vast en Chambers stapt in zijn rol van helpende volwassene. Hij begint enthousiast te tekenen. ‘Kijk, alles in dit verhaal is vierkant, alleen het ding zelf is rond. En op zijn hoofd staan driehoekjes. Wat zou dat betekenen? Wat is de krachtigste vorm die je kent – de driehoek, toch?’
Aarzelend worden de eerste conclusies geformuleerd. ‘Nu worden wij als klas een interpretative community, een gemeenschap die nadenkt en verklaart,’ roept Chambers triomfantelijk. ‘Dit is Shakespeare, maar dan voor vijfjarigen! Wat wil de schrijver ons vertellen met dit verhaal? Die vraag zal blijven hangen. Je zult zien dat kinderen erop terug blijven komen, ook buiten de les, nog dagenlang. Het houdt hen bezig.’
Prioriteit
Met de twee tot acht uur per week die Chambers voorschrijft, wordt lezen een tijdrovende activiteit. Past dat nog wel in deze tijd waarin alles steeds vluchtiger wordt? Bij de borrel, na het schudden van veel handen, wil hij nog wel op die vraag ingaan.
‘Tijd is altijd een probleem geweest, dat is niks nieuws. In mijn bijna zestigjarige carrière heb ik nooit anders gehoord dan dat mensen het druk hebben. Ik heb altijd moeten vechten voor genoeg leestijd, voortdurend moeten uitleggen waarom lezen zo belangrijk is. Dit gaat niet alleen over tijd, maar ook over prioriteit. Als we geloven dat leesvaardigheid belangrijk is, moeten we er meer tijd voor inruimen. Zo simpel is het.’
Wat heeft hij zien veranderen door de jaren? ‘Kinderen zijn uitgesprokener, veel bijdehanter geworden. Ze hebben meer zelfvertrouwen dan vroeger, maar dat is misleidend. Het maakt hen niet wijzer.’ En, heel alarmerend: er wordt veel te veel getoetst. ‘Over de Nederlandse situatie kan ik niet oordelen, maar in Groot-Brittannië wordt steeds meer tijd besteed aan het maken en oefenen van toetsen. Dan wordt er geroepen: kijk, ze doen het steeds beter! We leren kinderen door hoepeltjes te springen, maar daar worden ze niet slimmer van. We moeten hen onderwíjzen. Als we dat niet doen, zijn de gevolgen rampzalig. Dan kweken we een grote populatie dom werkvolk, dat in staat is om uit te voeren, maar niet om kritisch te denken. Het worden slaveworkers.’
Aidan Chambers werd op 27 december 1934 geboren in het Engelse Chester-le-Street onder een andere voornaam, die hij nu niet meer gebruikt. Tijdens zijn zevenjarige periode als monnik nam hij de naam Aidan aan. Na zijn uittreding werkte hij eerst als leraar Engels en drama en vanaf 1968 wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Hij verwierf faam met zijn boeken De leesomgeving (1991, de Nederlandse vertaling verscheen in 1995) en Vertel eens (1993, 1995), die al decennialang gelden als standaardwerk op het gebied van leesbevordering. Daarnaast is hij auteur van succesvolle young adult-romans. Hoogtepunt van zijn oeuvre vormt The Dance Sequence, zes boeken die elk op hun eigen manier ingaan op een aspect van adolescentie.
De literaire bekroning kwam in 2002 met de Hans Christian Andersenprijs.
Dit artikel verscheen in Lezen 4, 2015, auteur: Annemarie Terhell